Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.
De inspecteur dient, als hij ervoor kiest om een voorlopige aanslag te verminderen door middel van een ambtshalve vermindering, heffingsrente vergoeden als ware een nadere voorlopige aanslag opgelegd. Doet hij dat niet dan moet hij bij eerstvolgende gelegenheid als nog compensatie van heffingsrente verstrekken. Dit heeft de Hoge Raad onlangs uitgemaakt.
Aan een bv wordt in januari 2006 een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting (vpb) 2006 opgelegd. Bij die aanslag wordt heffingsrente in rekening gebracht. De voorlopige aanslag wordt in maandelijkse termijnen volledig betaald. In juni 2007 doet de bv aangifte vpb voor 2006. De inspecteur vermindert vervolgens ambtshalve de voorlopige aanslag conform de ingediende aangifte. De inspecteur vergoedt echter geen heffingsrente. In oktober 2007 tekent de bv bezwaar aan tegen de beschikking heffingsrente vermindering voorlopige aanslag vpb 2006. De bv is van mening dat de inspecteur een nadere voorlopige aanslag had moeten opleggen, zodat de bv ook een vergoeding van heffingsrente zou krijgen over het tweede halfjaar 2006.
Hof Den Bosch is het eens met de bv. De keuze van de inspecteur om de te hoge voorlopige aanslag te corrigeren door een ambtshalve vermindering van die aanslag, met als gevolg dat over het tweede halfjaar van 2006 geen rente wordt vergoedt, is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Kortom, de inspecteur dient heffingsrente te vergoeden over het tweede halfjaar. De Hoge Raad is het hiermee eens en verwijst daarvoor naar het arrest van 30 september 2011 inzake een IB-aanslag. In dat arrest heeft de Hoge Raad beslist dat de inspecteur weliswaar de vrijheid heeft om voor de vermindering van een te hoge voorlopige aanslag te kiezen voor de weg van ambtshalve vermindering van die aanslag, maar dat hij in dat geval onder de toepasselijke wettelijke renteregeling gehouden is heffingsrente te vergoeden over de tweede helft van het belastingtijdvak op dezelfde voet als wanneer hij een nadere voorlopige aanslag had opgelegd.
Verder is de inspecteur verplicht om bij een eerstvolgende gelegenheid alsnog een overeenkomstige compensatie te verlenen door vergoeding van heffingsrente. Omdat een belastingplichtige over het algemeen niet bekend is met de mogelijkheden om bezwaar aan te tekenen als de inspecteur niet tijdig een besluit neemt, vindt de Hoger Raad dat een belastingplichtige de rentevergoeding ook ter discussie kan stellen door middel van bezwaar en beroep tegen iedere beschikking inzake heffingsrente met betrekking tot de belastingschuld over het desbetreffende jaar. Bron:HR 28-10-2011 en 30-09-2011