- Alphen aan den Rijn

- Amsterdam

- 's Hertogenbosch

Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Nieuws en actualiteiten

Nieuwe anti-witwasaanpak: lasten omlaag, barrières omhoog
Gepubliceerd op: Friday May 16, 2025

De ministers Heinen en Van Weel hebben een Kamerbrief gestuurd over de nieuwe anti-witwasaanpak die enerzijds de lasten voor bonafide burgers en ondernemers verlaagt, en anderzijds criminelen effectiever buiten het financiële systeem houdt.


Lastenverlichting voor burgers en ondernemers De nieuwe aanpak richt zich op het verbeteren van de risicogebaseerde werkwijze van poortwachters, zoals banken, notarissen en accountants. Deze moeten zich meer richten op hoge risico’s en minder op lage risico’s. Hierdoor worden onnodige vragen aan klanten beperkt en wordt het eenvoudiger om een bankrekening te openen. De implementatie van het Europese anti-witwaspakket (AML-pakket) wordt zo lastenluw mogelijk uitgevoerd. Daarbij wordt onder meer afgezien van een algemene registratieplicht voor poortwachters en wordt ingezet op het verbeteren van bestaande registers.

Efficiëntere gegevensdeling en betere bescherming Het kabinet stimuleert veilige gegevensdeling tussen poortwachters en opsporingsdiensten. Banken worden aangesloten op de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) en er wordt gewerkt aan digitale ID-oplossingen. Tegelijkertijd wordt het UBO-register verbeterd: de Kamer van Koophandel gaat gegevens beter verifiëren en de privacy van geregistreerden wordt beter beschermd. Toegang tot het register wordt beperkt tot bevoegde partijen met een legitiem belang.

Verhoogde barrières voor criminelen De aanpak van georganiseerde criminaliteit wordt geïntensiveerd. Er komt een verbod op contante betalingen voor diensten boven een grenswaarde en de FIU-Nederland krijgt de bevoegdheid tot spoedbevriezing van transacties. Ook wordt onderzocht of overheidsorganisaties verdachte transacties kunnen melden. Het kabinet zet in op betere terugkoppeling van meldingen en versterkte coördinatie via het Financieel Expertise Centrum (FEC).

Bron: MvF, 13-05-2025.

Tariefmaatregel schendt gelijkheidsbeginsel bij pensioenverrekening
Gepubliceerd op: Thursday May 15, 2025

Het hof oordeelt dat de tariefmaatregel voor persoonsgebonden aftrekposten in strijd is met het gelijkheidsbeginsel voor belastingplichtigen onder het Boon/Van Loon-arrest.


Een man maakt bezwaar tegen de aanslagen IB/PVV over de jaren 2020 en 2021. Hij is vóór 1 mei 1995 gescheiden en valt onder het Boon/Van Loon-arrest, wat betekent dat hij de volledige pensioenuitkeringen die hij ontvangt via verrekening doorbetaalt aan zijn ex-partner. De inspecteur erkent deze doorbetalingen als persoonsgebonden aftrek, maar past de tariefmaatregel van art. 2.10 Wet IB 2001 toe, waardoor de aftrek wordt beperkt tot 46 % voor 2020 en 43 % voor 2021. De rechtbank verklaart zijn beroepen ongegrond. In hoger beroep stelt de man dat hij zo fiscaal belast wordt over inkomen dat hij niet geniet en dat deze beperking in strijd is met het gelijkheidsbeginsel uit art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR, nu belastingplichtigen onder de Wet VPS niet met deze tariefmaatregel te maken hebben.

Gelijke gevallen, ongelijke behandeling Het hof oordeelt dat belastingplichtigen onder het Boon/Van Loon-arrest en de Wet VPS vergelijkbare gevallen zijn, omdat beide regelingen pensioenrechten verdelen tussen ex-echtgenoten. De tariefmaatregel leidt echter tot een hogere belastingdruk voor belastingplichtigen onder het Boon/Van Loon-arrest. Het hof vindt dat er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging is voor deze ongelijke behandeling en verklaart het hoger beroep gegrond. De aanslagen 2020 en 2021 worden verminderd en de beschikkingen belastingrente aangepast.

Bron: Hof Den Haag 13-05-25 (gepubl. 13-05-25).

Heropening vereffening bv beïnvloedt IB-heffing niet
Gepubliceerd op: Wednesday May 14, 2025

De heropening van de vereffening van een bv heeft geen terugwerkende kracht en verandert niets aan de belastingheffing in het jaar van ontbinding.


Een man houdt alle aandelen in een bv die op 24 september 2014 wordt ontbonden. De bv heeft op dat moment nog een vordering op een werkmaatschappij. Deze vordering komt bij de ontbinding direct bij de man terecht. Omdat hij voor 2014 geen aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) indient, legt de inspecteur op 7 september 2016 ambtshalve aanslagen op. In 2018 volgt een boekenonderzoek waaruit blijkt dat de man in 2014 niet in België woonde, zoals hij eerder stelde. Naar aanleiding van dit nieuwe feit legt de inspecteur op 26 oktober 2019 een navorderingsaanslag op van ruim € 1,3 miljoen aan IB/PVV en € 45.000 aan Zvw. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waarna de man in hoger beroep gaat.

Navordering gerechtvaardigd door nieuwe woonplaatsinformatie Volgens Hof ’s-Hertogenbosch vormt de mededeling van de man in 2018 dat hij in Oostenrijk verbleef, een nieuw feit. De inspecteur mocht er eerder van uitgaan dat de man in België woonde, waardoor Nederland geen heffingsrecht had. Omdat pas na het boekenonderzoek duidelijkheid komt over de werkelijke woonplaats, is navordering mogelijk (art. 16 lid 1 AWR). Daarnaast toetst het hof zelfstandig of Oostenrijk heffingsrecht heeft, maar de man maakt niet aannemelijk dat hij daar als inwoner belastingplichtig is. Het belastingverdrag voorkomt zodoende niet dat de Nederland mag heffen over het ab-inkomen en het resultaat uit overige werkzaamheden.

Fictieve vervreemding en resultaat uit overige werkzaamheden belast Het hof oordeelt dat op het moment van ontbinding van de bv op 24 september 2014 sprake is van een fictieve vervreemding van de vordering van € 1.340.352 (art. 4.16 Wet IB 2001). Dat de vordering is achtergesteld en verpand, maakt dit niet anders; deze blijkt volledig inbaar. Verder ontvangt de man in november 2014 betalingen van € 40.000 en € 5.000. Daarnaast ontvangt de man in november 2014 betalingen van € 40.000 en € 5.000. Gezien de omschrijving “advies” bij deze transacties oordeelt het hof dat sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden. Wel vernietigt het hof de vergrijpboete, omdat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat sprake is van grove schuld aan het niet aangeven van het ab-inkomen.

Bron: Hof Den Bosch 16-04-25 (gepubl. 08-05-25), Rb. Zeeland-West-Brabant 17-02-2023.

Internetconsultatie afschaffen inhoudingen minimumloon voor huisvesting
Gepubliceerd op: Wednesday May 14, 2025

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een internetconsultatie gestart over een wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag.


Werkgevers mogen per 1 januari 2030 geen salaris meer inhouden op het minimumloon van werkenden voor huisvestingskosten. Op dit moment mogen werkgevers maximaal 25% van het salaris inhouden op het minimumloon. Vanaf 1 januari 2026 wordt dit percentage ieder jaar 5 procentpunt minder waardoor in 2030 een einde komt aan deze regeling. Deze regeling wordt veelal gebruikt bij huisvesting van arbeidsmigranten. De inhoudingsmogelijkheid voor huisvesting kan een verdienmodel in de hand werken waarbij arbeidsmigranten worden uitgebuit. Daarom wordt deze regeling stapsgewijs afgebouwd en op termijn afgeschaft.

De internetconsultatie staat open tot en met 6 juni 2025.

Bron: Ministerie SZW, 09-05-2025.

Rechtszaken leveren schijnzelfstandigen tienduizenden euro’s op
Gepubliceerd op: Wednesday May 14, 2025

Het aantal rechtszaken van schijnzelfstandigen neemt toe. In 24 van de 47 zaken besloot een rechter dat de zzp’er een werknemer is meldt Nieuwsuur na een rondgang onder arbeidsrechtadvocaten, deskundigen en de Raad voor de rechtspraak.


Met terugwerkende kracht heeft de zzp’er dan recht op vakantiedagen, cao-loon, reiskostenvergoeding, ontslagvergoeding, pensioenpremie of ziektedagen. De bedragen kunnen oplopen tot tienduizenden euro’s per schijnzelfstandige.

Pensioenopbouw Schijnzelfstandigen kunnen met terugwerkende kracht aanspraak maken op pensioenopbouw, zelfs als er nooit pensioenpremie is betaald door hen of hun werkgever. In Nederland geldt het principe ‘geen premie, wel recht’. Hierdoor moet de werkgever tot maximaal vijf jaar terugbetalen aan het pensioenfonds. Voor de overige jaren dat de schijnzelfstandige in dienst was, moet het pensioen uit pensioenfondsen komen. Volgens de Pensioenfederatie leidt dit tot een pensioengat van naar schatting € 1,3 miljard, een bedrag dat uiteindelijk door de deelnemers die wel pensioenpremie hebben afgedragen, moet worden betaald.

Bron: Nieuwsuur, 12-05-2025.

Weggelaten grond- en opstaltoelichting verlaagt WOZ-waarde
Gepubliceerd op: Wednesday May 14, 2025

Rechtbank Rotterdam vernietigt uitspraak op bezwaar en stelt WOZ-waarde van het appartementsrecht vast op € 240.000 wegens ontbrekende onderbouwing van grond- en opstalwaarde.


Eiser is eigenaar van een appartementsrecht van een nog in aanbouw zijnde appartement van 138 m² op de 38e verdieping. De heffingsambtenaar van gemeente Rotterdam stelt de WOZ-waarde voor 2022 (peildatum 1 januari 2021) vast op € 248.000 en handhaaft deze na bezwaar. Eiser betwist dat de heffingsambtenaar bij de waardebepaling rekening houdt met verschillen tussen het object en de gebruikte vergelijkingsobjecten en stelt dat de werkelijke waarde niet boven € 171.000 uitkomt. Eiser voert aan dat de grondwaarde en de investeringen in het nog niet voltooide appartement onvoldoende inzichtelijk zijn gemaakt.

Ontbrekende inzicht grond en opstal De rechtbank overweegt dat voor een gebouwd eigendom in aanbouw de (gecorrigeerde) vervangingswaarde moet worden bepaald als som van de grondwaarde en de tot de peildatum gedane bouwinvesteringen (art. 17, lid 4, Wet WOZ). De heffingsambtenaar verwijst naar een taxatieverslag met drie vergelijkingsobjecten en schat het voltooiingspercentage op 10%, maar maakt niet inzichtelijk hoe het aandeel in de grondwaarde en de waarde van de opstal is vastgesteld. Foto’s en aannamepercentages bieden onvoldoende onderbouwing om van 10% gereedheid uit te gaan. Eiser onderbouwt zijn lagere waarde niet met stukken. Nu geen van beide partijen de door hen verdedigde waarde aannemelijk maakt, stelt de rechtbank zelf de waarde vast op € 240.000.

Bron: Rb. Rotterdam 25-10-24 (gepubl. 12-05-25).

Stichting niet als ANBI: primair particulier belang
Gepubliceerd op: Monday May 12, 2025

Het hof oordeelt dat de stichting niet voldoet aan de ANBI-criteria omdat zij met haar activiteiten vooral particuliere belangen dient in plaats van het algemeen nut.


Een stichting is op 7 april 2009 opgericht door een adviesbureau voor tijds- en workforce management met als doel tijd en planning structureel op de maatschappelijke agenda te zetten en het welzijn te bevorderen. Op 8 september 2020 vraagt de stichting de inspecteur om aan te merken als ANBI. De inspecteur wijst de aanvraag af, waartegen de stichting in beroep gaat. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en kent de ANBI-status met terugwerkende kracht toe. Volgende de rechtbank heeft de stichting aannemelijk gemaakt dat haar activiteiten rechtstreeks gericht zijn op het dienen van het algemeen belang en dat zij ook feitelijk voor meer dan 90% het algemeen nut nastreeft. De inspecteur gaat in hoger beroep bij het hof.

Algemeen nut toets Hof herhaalt dat een ANBI uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen belang moet dienen. Daarbij toetst het hof de statuten en feitelijke werkzaamheden op basis van art. 5b, eerste en derde lid, AWR en art. 1a Uitvoeringsregeling AWR. Het hof wijst op de Minerva-arresten en benadrukt dat de activiteiten van de stichting rechtstreeks moeten zijn ingericht op algemeen nut en dat meer dan 90% van de activiteiten het algemeen belang moet dienen.

Het hof oordeelt dat de stichting zich met haar activiteiten voornamelijk richt op specifieke doelgroepen, zoals middelbare scholieren, nachtwerkers en jonge gezinnen. Hoewel deze activiteiten positieve maatschappelijke effecten kunnen hebben, acht het hof ze onvoldoende rechtstreeks gericht op het algemeen belang. Daarmee zijn de werkzaamheden te veel op particuliere belangen gericht om als ANBI te kwalificeren. Het hof concludeert dat de stichting niet voldoet aan de voorwaarden voor ANBI-status, zodat het hoger beroep van de inspecteur slaagt.

Bron: hof Amsterdam 19-02-25 (gepubl. 07-05-25).

Wijzigingen banenafspraak en quotumregeling
Gepubliceerd op: Friday May 09, 2025

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel ′Vereenvoudiging van de Banenafspraak en de Quotumregeling voor mensen met een arbeidsbeperking′ aangenomen. 

De Wet bqa moet werkgevers stimuleren om meer mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. De banenafspraak houdt in dat werkgevers een bepaald percentage banen aan mensen met een ziekte of handicap moeten geven. Als het aantal banen voor mensen met een arbeidsbeperking achterblijft, kan de werkgever een boete krijgen: de quotumheffing. Echter wordt de Wet bqa door werkgevers en uitvoering als ingewikkeld ervaren en zijn de afgesproken aantal banen niet gerealiseerd.

Het doel is om het voor werkgevers eenvoudiger te maken om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Het wetsvoorstel verbreedt de doelgroep van de banenafspraak. Hierdoor behoren straks ook tot de doelgroep: werknemers in de Wajong die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben en die werken bij een reguliere werkgever, en mensen in de WIA die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn die werken met loondispensatie.

Ook wordt er een nieuw systeem ingevoerd dat bestaat uit heffingen en bonussen in plaats van het uitsluitend straffen van werkgevers. Daarnaast komt er op termijn één banenafspraak voor alle werkgevers, het onderscheid tussen overheidswerkgevers en marktwerkgevers zal komen te vervallen. Verder wordt de manier waarop werkgevers gebruik maken van het loonkostenvoordeel voor een werknemer uit de doelgroep van de banenafspraak vereenvoudigd. Het loonkostenvoordeel banenafspraak wordt structureel in plaats van maximaal drie jaar.

De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2026. Voor het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid en de invoering van de quotumregeling, geldt dat inwerkingtreding op dit moment nog niet aan de orde is.

Bron: Eerste Kamer en AWVN, 22 april 2025.

Samenloopvrijstelling faalt bij aandelenoverdracht bouwterrein
Gepubliceerd op: Thursday May 08, 2025

Een bv krijgt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting omdat zij niet aannemelijk maakt dat de grond kennelijk was bestemd voor bebouwing.


Een bv verwerft op 31 december 2020 alle aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon die drie percelen bezit: twee met loodsen en een deel bebouwde en een deel braakliggende grond achter een hek. Dit braakliggende stuk is niet kadastraal gescheiden en wordt niet verhuurd. Voorafgaand aan de transactie vraagt de bv een vooroverleg over omzetbelasting en beroept zij zich op de samenloopvrijstelling in artikel 15 WBR door te stellen dat het braakliggende terrein een bouwterrein is. De inspecteur stelt dat er geen sprake is van bouwterrein, omdat de grond niet kennelijk bestemd was voor bebouwing. Na het indienen van de aangifte overdrachtsbelasting legt de inspecteur een naheffingsaanslag voor 2020 en een verzuimboete op. De bv gaat tegen deze aanslag in beroep.

Geen vrijstelling: geen bouwterrein De rechtbank overweegt dat de bv moet bewijzen dat het braakliggende terrein kennelijk bestemd is voor bebouwing. De stukken die de bv overlegt — oude bouwplannen van de verkoper en plannen die pas drie jaar na de aankoop zijn gemaakt — bieden geen objectief bewijs van bebouwingsintentie op het moment van overdracht. Zonder duidelijke onderbouwing geldt de samenloopvrijstelling niet en blijft de overdrachtsbelasting verschuldigd.
De rechtbank handhaaft de naheffingsaanslagen. De rechtbank matigt de verzuimboete wegens termijnoverschrijding.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 30-04-25 (gepubl. 06-05-25).

Collectiviteitskorting mag van loon worden afgetrokken, concernregeling niet van toepassing
Gepubliceerd op: Wednesday May 07, 2025

Reisfaciliteiten met collectiviteitskorting mogen tegen lagere waarde worden belast, maar de concernregeling mag niet beperkt worden toegepast.


Een groep vennootschappen die zich bezighoudt met reizigersvervoer per spoor verstrekt op grond van de cao reisfaciliteiten aan haar (oud-)werknemers en hun gezinsleden. De inspecteur legt naheffingsaanslagen loonheffingen op voor de jaren 2015 tot en met 2019, omdat hij meent dat deze verstrekkingen tegen een hogere waarde moeten worden belast en dat de concernregeling niet mag worden toegepast. In bezwaar worden de aanslagen deels verminderd, waarna partijen in beroep gaan. In geschil is of collectiviteitskorting tot het loon gerekend moet worden en of de concernregeling toegepast kan worden.

Waardering reisfaciliteiten inclusief collectiviteitskorting De rechtbank Gelderland oordeelt dat de reisfaciliteiten als loon moeten worden aangemerkt, omdat deze onderdeel zijn van het beloningspakket en voortvloeien uit de dienstbetrekking. Bij het bepalen van de waarde van deze branche-eigen producten moet echter worden uitgegaan van de consumentenprijs. Onder de omstandigheden van deze zaak – waarin de vennootschappen verplicht zijn op grote schaal reisfaciliteiten te verstrekken – is het terecht om aansluiting te zoeken bij de collectiviteitskorting die zakelijke afnemers ontvangen. Die korting mag daarom in mindering worden gebracht op de te belasten waarde van het loon in natura.

Geen ruimte om concernregeling beperkt toe te passen Over de concernregeling oordeelt de rechtbank dat deze alleen geldt als aan de wettelijke voorwaarden wordt voldaan: een 95%-belang tussen inhoudingsplichtigen. Omdat de Staat zowel aandeelhouder als inhoudingsplichtige is, vallen álle staatsdeelnemingen onder het concern. De wet laat geen ruimte om de toepassing van de regeling te beperken tot alleen een deel van het concern, ook niet als dat administratief wenselijk is. Een beroep op doel en strekking of het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.

Bron: Rb. Gelderland 26-02-25 (gepubl. 25-04-25).

 

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat