De staatssecretaris van Financiën stelt dat winkeliers niet verplicht zijn om mee
te werken aan de btw-vrijstelling op bepaalde aankopen door niet-EU reizigers.
In een zaak voor Rechtbank Gelderland heeft een vrouw uit een niet-EU-land tijdens
haar korte verblijf in Nederland in een Nederlandse winkel een aankoop gedaan. Over
de aankoop is btw geheven. De vrouw heeft haar aankoop meegenomen naar haar eigen
land. Vervolgens eist de vrouw dat de winkelier haar de btw terugbetaalt. Maar de
rechtbank heeft deze vordering van de vrouw afgewezen. Een Kamerlid heeft aan de staatssecretaris
van Financiën gevraagd of hij meent dat winkeliers in zulke situaties het nultarief
mogen of moeten toepassen. In zijn antwoord wijst de staatssecretaris op het volgende.
Wil de klant die een niet-EU reiziger is dat de winkelier het nultarief toepast? Dan
moet de klant eerst bewijzen dat de gekochte goederen de EU daadwerkelijk in zijn
persoonlijke bagage hebben verlaten. Dit bewijs is bij de aankoop niet te leveren.
Daarom moet de winkelier in zo’n geval btw in rekening brengen.
Niet-EU reiziger moet zoeken naar bereidwillige winkelier Pas nadat de winkelier het bewijs van uitvoer heeft ontvangen van de niet-EU reiziger,
kan hij alsnog overgaan tot het toepassen van het btw-nultarief. Dan kan de winkelier
de btw teruggeven aan de niet-EU reiziger. Het hele proces van het (achteraf) toepassen
van het btw-nultarief en de teruggaaf van btw aan de niet-EU reiziger betekent een
aanzienlijke administratieve inspanning van de winkelier. Volgens de staatssecretaris
kan men de winkelier niet daartoe verplichten. Een winkelier die wel zijn medewerking
verleent, maakt zijn goederen wel aantrekkelijker voor niet-EU reizigers. Als een
winkelier weigert de niet-EU reiziger bij te staan in de toepassing van het nultarief,
kan deze klant besluiten om zijn aankoop te doen bij een winkelier die wel bereidwillig
is. Dit vormt een aanmoediging voor winkeliers om wel medewerking te verlenen, zo
stelt de staatssecretaris.
Op Prinsjesdag 2024 is het belastingpakket voor de komende jaren bekendgemaakt. Het
belastingpakket bestaat dit jaar uit 10 wetsvoorstellen. Daarnaast zijn in de aanbiedingsbrief
bij het Belastingplan 2025 een aantal wijzigingen aangekondigd. Hierbij de belangrijkste
voorstellen uit het Belastingplan 2025 en de aanvullende wetsvoorstellen voor het
MKB.
Kostenaftrek werkruimte De aftrekbaarheid van kosten voor een niet-zelfstandige werkruimte in een woning
die tot het ondernemingsvermogen behoort, wordt verduidelijkt. Huurderslasten, zoals
inrichtingskosten, gas, water en licht, zijn niet aftrekbaar.
Excessief lenen bij eigen bv Sinds 2023 kan een dga niet langer meer dan € 500.000 van de eigen bv lenen zonder
fiscale consequenties. Een onbedoeld gevolg van deze maatregel heeft echter geleid
tot dubbeltellingen bij leningen in samenwerkingsverbanden, zoals VOF’s en CV’s. Deze
dubbeltellingen worden nu hersteld. Ook wordt voorkomen dat de schulden voor meer
dan de nominale waarde in aanmerking worden genomen. Deze maatregel gaat met terugwerkende
kracht in op 1Â januari 2023. Controleer bestaande samenwerkingsverbanden en schulden
nauwkeurig om onterechte dubbeltellingen te vermijden.
Giftenaftrek bv De giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (Vpb) en de regeling ‘geven uit de vennootschap’
worden afgeschaft. Vanaf 1Â januari 2025 kan de bv giften aan goede doelen niet langer
aftrekken van de winst. Dit geldt zowel voor giftenaftrek in de Vpb als voor giften
vanuit bv's die aandeelhoudersmotieven volgen. Let op. Herzie vanaf 2025 donaties
door de bv en herstructureer om fiscale voordelen te optimaliseren. Overweeg zakelijke
sponsoring als alternatief. De kosten van sponsoring blijven namelijk wel aftrekbaar.
Tarief box 2 omlaag Het kabinet draait de verhoging van het box 2-tarief in de tweede schijf terug. Dit
tarief is op 1Â januari 2024 omhooggegaan naar 33%, maar wordt weer verlaagd naar 31%.
Hiermee wil het kabinet de belastingdruk op aanmerkelijkbelanghouders meer in lijn
brengen met die van werknemers en IB-ondernemers.
Bedrijfsopvolgingsregeling BOR Als ondernemingsvermogen wordt overgedragen door schenking of vererving, kan dat
tot heffing van schenk- of erfbelasting leiden. Om te voorkomen dat de continuïteit
van de onderneming hierdoor in gevaar komt, kan er gebruik worden gemaakt van de BOR.
Er is geen of minder erf- of schenkbelasting verschuldigd.
Doorschuifregelingen (DSR) De overdracht van ondernemingsvermogen leidt vaak tot de heffing van inkomstenbelasting.
Er zijn diverse doorschuifregelingen (DSR) die ervoor zorgen dat deze heffing in bepaalde
situaties wordt uitgesteld, zodat de continuïteit van de onderneming niet in gevaar
komt. Een van deze doorschuifregelingen is specifiek gericht op de schenking van een
aanmerkelijk belang (de DSR ab). Een aanmerkelijk belang is, kort gezegd, een belang
dat minimaal 5% van de (soort) aandelen in een bv vertegenwoordigt.
Alleen voor gewone aandelen De BOR en DSR ab worden met ingang van 1Â januari 2026 beperkt tot directe en indirecte
aandelenbelangen van minimaal 5% van het totale geplaatste aandelenkapitaal. Alleen
gewone (reguliere) aandelen kwalificeren nog, waarbij niet van belang is of deze aandelen
stemrecht geven. Het doel van de wijzigingen is om de regelingen te beperken tot aandelen
met voldoende ondernemingsrisico.
Bezits- en voortzettingseis BOR De BOR kan enkel worden toegepast als een verkrijger de onderneming vijf jaar voortzet.
Deze termijn wijzigt in drie jaar. Knelpunten in de bezits- en voortzettingseis die
betrekking hebben op wijzigingen in de juridische huls van een onderneming, zoals
de inbreng van een eenmanszaak in een BV, worden opgelost. Als de subjectieve gerechtigdheid
tot de onderneming niet toeneemt (bezitseis) of afneemt (voortzettingseis), mag dit
geen belemmering zijn voor toepassing van de BOR. De kortere voortzettingstermijn
gaat al gelden voor verkrijgingen die zich voordoen vanaf 1Â januari 2025.
Zwaardere bezitseis voor AOW’er De bezitstermijn in de BOR wordt met ingang van 1 januari 2026 verlengd voor oudere
erflaters en schenkers. Dit geldt niet voor ondernemingen die een erflater of schenker
uiterlijk binnen twee jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is gestart.
Voor een erflater wordt de bezitstermijn verlengd met zes maanden per jaar dat de
erflater op het moment van overlijden twee jaar ouder is dan de AOW-gerechtigde leeftijd.
Voor een schenker wordt de bezitstermijn verlengd met zes maanden per jaar dat de
schenker op het moment van de schenking meer dan zes jaar ouder is dan de AOW-gerechtigde
leeftijd.
Herhaald gebruik BOR Ondernemingen worden soms meerdere malen binnen een familie (en soms ook via derden)
overgedragen om een onbelaste vermogensoverdracht te realiseren. Ouders schenken bijvoorbeeld
een onderneming aan een kind met toepassing van de BOR. Later wordt de onderneming
weer teruggekocht en opnieuw geschonken onder de BOR. Er komt met ingang van 1Â januari
2026 een maatregel die de BOR uitsluit in situaties waarin de onderneming op enig
eerder moment al in bezit is geweest van de verkrijger. De uitsluiting bedraagt maximaal
het bedrag van de koopsom voor het ondernemingsvermogen.
De 30%-regeling De versobering van de 30%-regeling uit 2024 wordt deels teruggedraaid. Vanaf 1Â januari
2027 wordt de maximale onbelaste vergoeding 27%. Voor 2025 en 2026 blijft het percentage
30% voor alle ingekomen werknemers. De salarisnorm stijgt naar € 50.436 en voor werknemers
jonger dan 30 jaar met een mastergraad naar € 38.338. Ingekomen werknemers die voor
2024 de 30%-regeling hebben gebruikt, vallen onder overgangsrecht. Voor hen blijft
tot het einde van de looptijd een percentage van 30% en de oude (geïndexeerde) salarisnormen
gelden.
21% btw voor bepaalde diensten Vanaf 1Â januari 2026 wordt het verlaagde btw-tarief voor logies en bepaalde culturele
goederen en diensten afgeschaft. Dit betekent dat het btw-tarief stijgt van 9 naar
21%. Dit geldt in ieder geval voor: hotels, pensions, boeken, sport, musea, muziek-
en toneelvoorstellingen. Kamperen, attractieparken, speel- en siertuinen, circussen,
dierentuinen en bioscopen zijn uitgezonderd van deze verhoging.
Herziening btw-investeringsdiensten Per 1Â januari 2026 wordt de btw-herzieningsregeling uitgebreid naar investeringsdiensten
voor onroerende zaken. De btw op deze diensten wordt vijf jaar gevolgd, vergelijkbaar
met roerende investeringsgoederen. Deze maatregel biedt sommige ondernemers de mogelijkheid
om eerder niet in aftrek gebrachte btw alsnog als voorbelasting in aftrek te brengen.
Let op. Deze maatregel leidt mogelijk tot herzienings-btw voor ondernemers die -Â na
het eerste jaar belast gebruik - de onroerende zaak binnen de herzieningstermijn vrijgesteld
gaan verhuren.
Overdrachtsbelasting voor woningen Het kabinet stelt voor om het reguliere tarief voor de overdrachtsbelasting ten aanzien
van de verkrijging van woningen met ingang van 1Â januari 2026 te verlagen van 10,4
naar 8%. Voor een woning die de koper langdurig zelf gaat bewonen, blijft het (bestaande)
verlaagde tarief van 2% of de startersvrijstelling van toepassing.
Tariefkorting emissievrije auto’s Bezitters van emissievrije voertuigen betalen momenteel geen motorrijtuigenbelasting
en vanaf 1Â januari 2025 geldt er een kwarttarief. Deze korting eindigt echter op 1Â januari
2026, waarna de motorrijtuigenbelasting voor elektrische auto’s hoger wordt dan voor
vergelijkbare benzineauto’s. Om stagnatie in de groei van emissievrije auto’s te voorkomen,
wordt er vanaf 1Â januari 2026 een nieuwe tariefkorting van 25% op de motorrijtuigenbelasting
ingevoerd. Deze korting geldt tot 2030 en wordt toegepast op zowel het rijksdeel als
de provinciale opcenten.
Einde speciaal bpm-tarief PHEV's De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (BPM) kent sinds
1Â januari 2017 een specifieke tarieftabel voor plug-inhybridevoertuigen (PHEV's) om
het verschil tussen de geteste en werkelijke CO2-uitstoot te compenseren. Door recente Europese regelgeving wordt de CO2-metingsmethode voor PHEV's aangepast, waardoor de uitstootcijfers realistischer worden.
Vanaf 2025 vervalt de specifieke PHEV-tarieftabel en worden PHEV's onder de reguliere
bpm-tarieven voor personenauto's belast.
Einde bpm-vrijstelling bestelauto's De bpm-vrijstelling voor bestelauto's van ondernemers vervalt. De bpm-grondslag verschuift
naar CO2-uitstoot. Voor bestelauto's zonder vastgestelde CO2-waarde wordt een forfait van 330 gram per kilometer toegepast.
Nieuwe regels voor box 3 Er komt nog nieuwe wetgeving met regels voor het bepalen van het werkelijke rendement
in box 3. Deze regels zijn nodig omdat de Hoge Raad heeft beslist dat als het werkelijke
rendement in box 3 lager is dan het forfaitaire rendement, er belasting zou moeten
worden geheven over het werkelijke rendement. De nieuwe regels zien op de jaren vanaf
2017 en zijn belangrijk voor belastingplichtigen met box 3-inkomen die een beroep
kunnen doen op de uitspraken van de Hoge Raad. Het is de bedoeling dat de nieuwe regels
per 1Â juni 2025 worden ingevoerd.
Salderingsregeling zonnepanelen Eindafnemers met een kleine installatie ontvangen momenteel voor de ingevoerde elektriciteit
hetzelfde tarief (leveringskosten, energiebelasting en btw) als voor de onttrokken
elektriciteit. Deze salderingsregeling gaat vervallen. Het kabinet stelt voor dat
vanaf 2027 teruggeleverde elektriciteit niet meer wordt gesaldeerd met geleverde elektriciteit.
Vergoeding bij WOZ- en BPM-bezwaarzaken Om het verdienmodel van no-cure-no-pay bureaus te ontmoedigen, is de proceskostenvergoeding
voor WOZ- en BPM-bezwaarzaken vanaf 1Â januari 2024 verlaagd tot 25%. De Hoge Raad
heeft geoordeeld dat het lage tarief voor de proceskostenvergoeding in belasting-
en premiezaken buiten toepassing moet blijven. Als gevolg daarvan is het tarief voor
overige zaken van toepassing en dat tarief is op dit moment dubbel zo hoog. Om de
hoogte van de vergoeding weer in lijn te brengen met de bedoeling van de wetgever,
wordt voorgesteld om de proceskostenvergoeding voor WOZ- en BPM-zaken te verlagen
naar 12,5%.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de vergrijpboetes gehandhaafd voor een dga die
opbrengsten van zijn bv heeft overgeboekt naar een Luxemburgse bankrekening die op
zijn naam staat.
Een dga heeft indirect aandelen in een bv waarin een nertsenfokkerij wordt geëxploiteerd.
Een deel van de inkomsten uit de verkoop van nertsenhuiden heeft de dga op een Luxemburgse
bankrekening geboekt. De Belastingdienst heeft na onderzoek onder meer navorderingsaanslagen
inkomstenbelasting 2007 tot en met 2009 opgelegd wegens uitdelingen aan de dga en
wegens het niet aangeven van de saldi van de Luxemburgse bankrekening voor box 3.
Daarbij zijn ook vergrijpboetes opgelegd van 225% van de belastinggrondslag. Bij de
rechtbank zijn de navorderingsaanslagen en vergrijpboetes in geschil. Daarnaast is
voor het jaar 2019 in geschil of het werkelijke rendement lager is dan het forfaitair
vastgestelde rendement voor box 3.
Overboeken opbrengsten op Luxemburgse rekening is uitdeling De rechtbank heeft bevestigd dat het overboeken van de opbrengsten van de nertsenfokkerij
op de Luxemburgse bankrekening een onttrekking is. En dat sprake is van winstuitdeling
door de bv aan de man in de jaren 2007 en 2008. De inspecteur heeft daarom terecht
de helft van deze uitdelingen als inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) bij de man
nagevorderd. Ook is het saldo van de Luxemburgse bankrekening terecht tot de grondslag
van zijn inkomen in box 3 gerekend.
Geen lager werkelijk rendement De man heeft zich voor het jaar 2019 ook nog beroepen op het feit dat hij een lager
rendement heeft behaald dan het forfaitaire rendement. De rechtbank is van oordeel
dat de man dat niet aannemelijk heeft gemaakt. Bij de bepaling van de werkelijke inkomsten
in box 3 heeft de inspecteur terecht de WOZ-waarde van de woning en de huurinkomsten
in aanmerking genomen. Daardoor is het werkelijke rendement hoger dan het forfaitaire
rendement.
Vergrijpboetes De rechtbank handhaaft de vergrijpboetes, maar heeft deze nog wel met 15% gematigd
wegens de lange duur van de procedure.
MKB-ondernemers, samenwerkingsverbanden en grootbedrijven uit de sectoren landbouw,
horeca en recreatie met personeel kunnen tot en met 30Â september 2024, 17.00 uur weer
een aanvraag indienen voor de Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in het MKB
(SLIM). Ook kan men reageren op een wijzigingsregeling SLIM-subsidie die ter internetconsultatie
is aangeboden.
De SLIM-subsidie is bedoeld om een leerrijke werkomgeving te stimuleren in het MKB.
De subsidie kan worden aangevraagd voor allerlei initiatieven die zijn gericht op
leren en ontwikkelen, zoals het onderzoeken van scholings- en opleidingsbehoeften
in een onderneming en het laten ontwikkelen van loopbaanadviezen voor werkenden in
de onderneming. Daarnaast biedt de regeling ruimte voor initiatieven gericht op het
ontwikkelen of invoeren van een methode die werknemers in de onderneming stimuleert
kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen. Er kan subsidie worden
aangevraagd voor:
de doorlichting van de onderneming wat resulteert in een opleidings- of ontwikkelplan
dat gericht is op het inzichtelijk maken van de ontwikkelbehoefte om de leerrijke
werkomgeving te versterken. In 2024 kan men ook subsidie krijgen voor een leercultuurscan;
loopbaan- en ontwikkeladviezen;
ondersteuning en begeleiding bij het ontwikkelen of invoeren van een leer- en ontwikkelmethode.
De L&O-methode moet gericht te zijn op het leren en ontwikkelen van werknemers binnen
de onderneming en dient werknemers te stimuleren om op een structurele wijze hun kennis,
vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen tijdens hun werkzaamheden;
het bieden van een praktijkleerplaats in de derde leerweg.
Subsidie Het subsidiebedrag is afhankelijk van de aanvrager. Individuele MKB-ondernemers,
met uitzondering van landbouwbedrijven, ontvangen maximaal € 25.000 subsidie. Voor
landbouwbedrijven bedraagt de maximale subsidie € 20.000. De subsidie voor een samenwerkingsverband
is maximaal € 500.000 maar de subsidie per samenwerkingspartners is maximaal € 200.000.
De subsidie voor grootbedrijven in de horeca, landbouw en recreatie is maximaal € 200.000.
Internetconsultatie De SLIM-regeling is sinds 2020 beschikbaar en loopt aan het eind van dit jaar af
omdat de maximale termijn van vijf jaar is bereikt. Daarom is het nodig dat de regeling
wordt verlengd door middel van een wijzigingsregeling. Naast de verlenging wordt een
aantal inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Dat is om de regeling meer in lijn te
brengen met het Uniform Subsidiekader. Ook vervalt de mogelijkheid voor grootbedrijven
om subsidie aan te vragen. Men kan daarnaast geen subsidie meer aanvragen voor het
aanbieden van praktijkleerplaatsen. De wijzigingsregeling ligt tot 20Â september 2024
ter consultatie (https://www.internetconsultatie.nl/verlenging_slim_regeling/b1).
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Successiewet 1956 in strijd is met het discriminatieverbod.
Het betreft het hoge tarief erfbelasting dat van toepassing is voor een verkrijging
door een kind dat niet juridisch is erkend door zijn biologische vader, maar wel een
nauwe persoonlijke band (family life) met die vader had.
Een man, geboren in 1996, is niet erkend door zijn biologische vader (erflater), maar
wel door de echtgenoot van zijn moeder. De biologische vader is overleden in 2017.
In het testament heeft de biologische vader zijn (niet-erkende) zoon benoemd tot erfgenaam.
De inspecteur heeft op