Dient een btw-ondernemer suppletieaangiften in onder vermelding van het btw-nummer
van de fiscale eenheid-btw waartoe hij behoorde? Dan moet hij ook zorgen voor een
geldige machtiging van die fiscale eenheid.
Een bv exploiteert een digitaal platform, waarop door broadcasters, met wie de bv
gebruikersovereenkomsten sluit, livesessies worden aangeboden voor particuliere bezoekers.
Vanaf 2016 tot en met 23 april 2019 heeft de bv deel uitgemaakt van een fiscale eenheid
(FE) voor de omzetbelasting. Op 1 september 2023 dient de bv suppletieaangiften omzetbelasting
in voor de jaren 2016 tot en met 2018. Dit doet zij onder vermelding van het btw-nummer
van de FE waartoe zij niet meer behoort. De Belastingdienst heeft deze suppletieaangiften
buiten behandeling gesteld. De reden daarvoor was het ontbreken van een toereikende
machtiging van de moedermaatschappij van de FE. De bv heeft bezwaar gemaakt tegen
deze beslissing en een kort geding aangespannen tegen het ministerie van Financiën
en de moedermaatschappij. De voorzieningenrechter moet beoordelen of de Belastingdienst
in redelijkheid kon eisen dat de bv een machtiging van de moedermaatschappij overlegt
voor het indienen van de suppletieaangiften.
Geen zelfstandig recht op teruggave Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst in redelijkheid heeft kunnen besluiten
de suppletieaangiften buiten behandeling te stellen wegens het ontbreken van een toereikende
machtiging. De rechtbank stelt vast dat de bv gedurende de relevante periode deel
uitmaakte van de FE waarvan de gedaagde vennootschap de moedermaatschappij was. De
Belastingdienst heeft terecht een machtiging van die moedermaatschappij verlangd.
De rechtbank verwerpt het betoog van de bv dat zij zelfstandig recht heeft op teruggave
van btw over de jaren 2016 tot en met 2018. Verder acht de rechtbank het aannemelijk
dat de Belastingdienst niet onvoorwaardelijk heeft erkend dat de bv recht heeft op
teruggave van omzetbelasting over deze jaren. Daarom wijst de rechtbank de vorderingen
van de bv af. Bovendien moet zij de proceskosten van zowel de Staat als de moedermaatschappij
betalen, begroot op € 1.973 per partij.
Bron: Rb. Den Haag 12-09-2024 (gepubl. 06-01-2025).
Volgens de Kamer van Koophandel is het aantal starters in 2024 voor het eerst in 10
jaar afgenomen. Op basis van het Handelsregister heeft de KVK bekeken hoeveel de economie
in het afgelopen jaar is veranderd.
Samengevat komt het hier op neer:
Aantal starters: In 2024 werden 253.823 nieuwe vestigingen ingeschreven, een daling van 8% ten opzichte
van 2023. Dit is de eerste daling sinds 2014.
Aantal stoppers: Het aantal stoppende vestigingen steeg met 11% naar 163.878.
Ingeschreven vestigingen: Op 1 januari 2025 stonden er 2.581.399 vestigingen ingeschreven, een stijging van
3% ten opzichte van het jaar ervoor.
Sectoren: De afname van starters en de toename van stoppers zijn vooral zichtbaar in de gezondheidszorg
en bouwsector.
Demografie: Het aantal nieuwe bedrijven opgericht door in Nederland geboren mensen daalde met
12%, terwijl het aantal starters geboren in het buitenland redelijk stabiel bleef
(-3%). In 2024 was 30% van de startende ondernemers in het buitenland geboren.
Zzp'ers: Het aantal zzp'ers steeg met 4% naar 1.772.367, hoewel de groei afneemt. Het aantal
startende zzp'ers daalde met 9%, terwijl het aantal stoppende zzp'ers met 20% toenam.
Faillissementen: Het aantal faillissementen steeg met 34% naar 4.467. De detailhandel had de meeste
faillissementen (1.053), gevolgd door zakelijke dienstverlening en horeca.
Startersprofielen: In 2024 was 38% van de starters vrouw, en de gemiddelde leeftijd van een startende
ondernemer was 34 jaar.
Ondernemersprofielen: Op 1 januari 2025 was 62% van de ondernemers man en 38% vrouw, met een gemiddelde
leeftijd van 45 jaar.
Als een poststempel op een beroepschrift onleesbaar wordt door het inscannen door
de rechter, mag dat niet voor rekening van de belanghebbende komen.
Een bv heeft voor de tijdvakken 12 oktober 2021 tot en met 11 oktober 2022 en 19 oktober
2021 tot en met 18 oktober 2022 naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting ontvangen.
Iedere naheffingsaanslag bedraagt € 440, evenals de verzuimboetes per aanslag. De
naheffingsaanslagen en boetes zijn opgelegd omdat met een voertuig uit de bedrijfsvoorraad
zonder handelaarskenteken gebruik is gemaakt van de openbare weg. De bv gaat in beroep
tegen de naheffingsaanslagen en boetes.
Ontvankelijk beroep Rechtbank Noord-Holland moet eerst beoordelen of het beroep ontvankelijk is. Volgens
de inspecteur is het beroepschrift te laat ingediend. Het is namelijk op 6 april 2023
bij de rechtbank binnengekomen, terwijl de uiterste datum 31 maart 2023 was. De poststempel
op de envelop is onleesbaar geworden door het inscannen door de rechtbank. Daardoor
is niet te bepalen of het beroepschrift tijdig was verzonden. De rechtbank oordeelt
dat de bewijsnood niet voor rekening van de bv komt. Daarom moet men ervan uitgaan
dat de envelop tijdig is bezorgd. Het beroep is dus ontvankelijk.
Vermindering van verzuimboetes De volgende vraag is of de naheffingsaanslagen en boetes terecht en tot de juiste
bedragen zijn opgelegd. De bv stelt slechts één fout te hebben gemaakt bij het op
naam zetten van de auto. daarom zou de fiscus haar slechts één naheffingsaanslag en
boete mogen opleggen. De rechtbank oordeelt echter dat het gebruik van de openbare
weg zonder handelaarskenteken op twee afzonderlijke dagen twee afzonderlijke belastbare
feiten betreft. Daardoor zijn in beginsel twee naheffingsaanslagen en boetes gerechtvaardigd.
Toch halveert de rechtbank de boete vanwege een beleidswijziging. De rechtbank stelt
de tweede boete op nihil omdat de bv niet eerder voor een vergelijkbaar verzuim is
beboet.
De Belastingdienst mag een btw-ondernemer die handelt als een gewone opdrachtgever
niet aanmerken als een eigenbouwer.
Een bv houdt zich voornamelijk bezig met de aankoop, renovatie en verkoop van woningen.
De renovaties worden uitgevoerd met standaardmaterialen die de bv inkoopt bij een
groothandel. Voor de bouwwerkzaamheden schakelt de bv vaste aannemers en een bouwbegeleider
in. In de periode 2012-2016 heeft de bv gebruik gemaakt van verschillende aannemers,
waaronder drie vennootschappen. Deze drie vennootschappen hebben aanzienlijke bedragen
aan omzetbelasting niet hebben aangegeven en onbetaald gelaten. Naar aanleiding van
een boekenonderzoek bij een van deze vennootschappen heeft de inspecteur derdenonderzoek
gedaan bij de bv. Daarbij heeft de fiscus geconcludeerd dat de bv als eigenbouwer
kwalificeert. In dat geval had zij de verleggingsregeling moeten toepassen. De Belastingdienst
legt de bv daarom naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboetes op aan de bv.
Bv heeft als gewoon opdrachtgever gehandeld De bv gaat in bezwaar en beroep tegen naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes. Rechtbank
Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet heeft aangetoond dat de bv als eigenbouwer
kwalificeert. Haar betrokkenheid bij de bouw ging namelijk niet verder dan die van
een gewone opdrachtgever. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vernietigt
de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen. Bovendien kent de rechtbank de bv een
vergoeding van immateriële schade toe wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Bron: Rb. Den Haag 10-12-2024 (gepubl. 07-01-2025).
De verblijfskostenvergoedingen zijn tot bepaalde bedragen gericht vrijgesteld. Deze
bedragen gelden voor ambtenaren op dienstreis. Dezelfde bedragen zijn ook te gebruiken
voor werknemers die wat hun uitgaven betreft vergelijkbaar zijn met ambtenaren op
dienstreis.
Werkgevers die meer vergoeden dan deze bedragen, kunnen het bovenmatige deel van de
vergoeding tot het loon van de werknemer rekenen of als eindheffingsloon aanwijzen.
Binnenlandse dienstreizen In paragraaf 10.2 van de CAO Rijk staat meer over de vergoedingen voor verblijfskosten
binnenland. In onderstaande tabel staan de bedragen die gelden vanaf 1 januari 2025.
Vergoeding
Gericht vrijgesteld
Verblijfskosten
€ 7,02
€ 6,27
Kleine uitgaven overdag
€ 20,95
€ 12,54
Logies
€ 152,19
€ 150,55
Ontbijt
€ 14,87
€ 14,87
Lunch
€ 21,40
€ 12,51
Avondmaaltijd
€ 32,37
€ 31,40
Buitenlandse dienstreizen In paragraaf 10.3 van de CAO Rijk staat meer over de vergoedingen voor dienstreizen
naar het buitenland. Deze vergoedingen zien op gemaakte kosten voor maaltijden, logies
en kleine uitgaven tijdens de dienstreis. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk
van de tijdelijke verblijfplaats. Deze verblijfskostenvergoedingen zijn gericht vrijgesteld.
Uitzondering Als de kosten van een overnachting niet aannemelijk gemaakt kunnen worden, mag de
werkgever volgens deze cao een vergoeding van € 11,34 geven voor maximaal vier overnachtingen
per dienstreis. Deze vergoeding is niet gericht vrijgesteld. De werkgever kan dit
loon wel als eindheffingsloon aanwijzen.
Het formulier ‘Verzoek loonheffingen Expatregeling (30%-regeling) 2025’ is beschikbaar.
Werkgevers kunnen een werknemer uit het buitenland een onbelaste vergoeding geven
voor de extra kosten voor tijdelijk verblijf in Nederland. Werkgevers die de Expatregeling
gebruiken mogen zonder nader bewijs maximaal 30% van het loon – inclusief vergoeding –
aanwijzen als gericht vrijgestelde vergoeding voor extraterritoriale kosten. Om gebruik
te maken van de regeling is toestemming nodig van de Belastingdienst.
Verzoek Expatregeling indienen Werkgevers die vanaf de eerste werkdag gebruikmaken van de Expatregeling moeten het
verzoek binnen vier maanden na die dag indienen bij de Belastingdienst. Anders mag
de werkgever pas gebruikmaken van de regeling vanaf de eerste dag van de maand waarin
het verzoek gedaan wordt. Met dit formulier kan de werkgever ook een aanvraag doen
om de regeling voor een nieuwe werknemer toe te passen die bij zijn vorige werkgever
de regeling al liet toepassen.
Formulier en bijlagen opsturen Het formulier moet ondertekend worden door de werkgever en werknemer. De Belastingdienst
neemt de aanvraag pas in behandeling na ontvangst van alle gegevens. Na ontvangst
krijgt de werkgever binnen 8 weken bericht. Stuur het formulier en bijlagen naar:
Belastingdienst/Kennis- en Expertisecentrum Buitenland
Postbus 2865
6401 DJ Heerlen
Beschikking Als de werknemer in aanmerking komt voor de Expatregeling, ontvangt de werkgever een
beschikking met daarin de ingangs- en uiterlijke einddatum van de regeling. Het formulier Verzoek loonheffingen Expatregeling (30%-regeling) 2025 is te vinden op de internetsite van de Belastingdienst.
Neemt men in de IB-aangifte van het overlijdensjaar van een dga geen fictief vervreemdingsvoordeel
op? Dan is dit op te vatten als een verzoek om doorschuiving van de ab-claim op de
te vererven aandelen.
Een man heeft als gevolg van het overlijden van zijn moeder in 2011 de helft van de
aandelen in een vennootschap geërfd. Dit geërfde aandelenbelang kwalificeert als een
aanmerkelijk belang. Tussen de man en de Belastingdienst ontstaat een geschil over
de fiscale verkrijgingsprijs van de aandelen. De inspecteur stelt de verkrijgingsprijs
van de aandelen op de helft van het geplaatst en gestort kapitaal van de vennootschap.
Hij komt daarmee uit op een bedrag van € 36.351. De man meent echter dat de verkrijgingsprijs
gelijk is aan de waarde in het economisch verkeer op het moment van verkrijging. In
dat geval bedraagt de verkrijgingsprijs € 172.920.
Impliciet verzocht om doorschuiving De rechtbank constateert dat in de aangifte IB/PVV 2011 van de moeder impliciet is
verzocht om doorschuiven van de verkrijgingsprijs. In die aangifte is namelijk geen
(fictieve) vervreemding van het aanmerkelijk belang opgegeven. Daardoor is de verkrijgingsprijs
van de moeder doorgeschoven naar de man. De rechtbank verwerpt de stelling van de
man dat hij en zijn zus gezamenlijk om doorschuiven hadden moeten verzoeken en dat
de vennootschap een materiële onderneming moest drijven. De rechtbank concludeert
dat de inspecteur terecht rekening heeft gehouden met een verkrijgingsprijs van € 36.351.
Het loonkostenvoordeel banenafspraak wordt structureel. Dit schrijft staatssecretaris
Nobel in een kabinetsreactie op het rapport ‘Onbeperkt potentieel voor flexibele werkgevers’.
In dit rapport stelde ABN AMRO onlangs dat ongeveer 600.000 mensen met een beperking
onnodig langs de zijlijn staan. Het kabinet onderschrijft de noodzaak om goed te kijken
naar welke mensen wel en welke mensen niet tot de doelgroep van de banenafspraak behoren.
Het kabinet werkt daarom aan een stapsgewijze verbreding van de doelgroep banenafspraak.
Met het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak dat momenteel in de kamer aanhangig
is, voegt het kabinet twee groepen mensen toe aan de banenafspraak. Het gaat om mensen
met een Wajong-uitkering die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben en bij een reguliere
werkgever werken, en mensen met een IVA-uitkering die werken met loondispensatie.
Daarnaast werkt de staatssecretaris aan wetgeving om vergelijkbare mensen in de WW
en WIA toe te voegen aan de doelgroep banenafspraak. Ook zal hij in dit wetsvoorstel
opnemen dat loonkostensubsidie toegankelijk wordt voor deze groepen.
Knelpunten banenafspraak In de huidige banenafspraak zitten een aantal knelpunten die de staatssecretaris wil
oplossen met het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak. Het loonkostenvoordeel
banenafspraak wordt structureel, en het wordt voor werkgevers eenvoudiger om dat aan
te vragen. Daarnaast wordt de huidige quotumheffing (die niet uitvoerbaar is) vervangen
door een werkende quotumregeling, en wordt op termijn het onderscheid tussen de sectoren
markt en overheid opgeheven zodat meer kansen benut kunnen worden in het gezamenlijk
creëren van extra banen.
Een profvoetballer ontvangt een plaatsingspremie voor het behalen van de volgende
speelronde in een Europees toernooi. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht
voor de helft van de premie een tegemoetkoming vanwege dubbele belasting heeft verleend.
Een profvoetballer woont in het buitenland en speelt voor een Nederlandse club die
deelneemt aan een Europees toernooi. Hij ontvangt een plaatsingspremie van € 58.824
voor het bereiken van de volgende ronde. De premie wordt gedeeltelijk toegerekend
aan wedstrijden in aan het buitenland. Bij Rechtbank Noord-Holland is in geschil welk
deel van de plaatsingspremie aan de werkzaamheden in het buitenland moet worden toegerekend
en of de inspecteur voor het juiste bedrag voorkoming van dubbele belasting heeft
verleend.
Oordeel rechtbank De rechtbank oordeelt dat de plaatsingspremie rechtstreeks moet worden toegerekend
aan de wedstrijden in de landen waarin deze zijn gespeeld. Gezien de aard van de vergoeding,
wordt de helft van de premie toegerekend aan de uitwedstrijd in het buitenland en
de andere helft aan de thuiswedstrijd in Nederland. De rechtbank acht rechtstreekse
toerekening de juiste methode en verwerpt de tijdsevenredige toerekening. De inspecteur
heeft correct gehandeld door voorkoming van dubbele belasting te verlenen voor de
helft van de plaatsingspremie. Het beroep van de profvoetballer wordt ongegrond verklaard.
Voor 2025 trekt de overheid € 189 miljoen uit voor de Milieu-investeringsaftrek (MIA)
en € 20 miljoen voor de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil). Bedrijven
krijgen daarnaast eerder duidelijkheid over hun aanvraag, doordat RVO vanaf 1 januari
de bezwaar- en beroepsprocedure overneemt van de Belastingdienst.
Bedrijven maken ieder jaar veel gebruik van de investeringsaftrek. Om zoveel mogelijk
bedrijven belastingvoordeel te bieden, is de regeling aangepast:
Het maximale jaarlijkse investeringsbedrag waarvoor bedrijven belastingvoordeel kunnen
krijgen, is per belastingplichtige voor alle bedrijfsmiddelen verlaagd naar € 25 miljoen.
En voor bepaalde bedrijfsmiddelen is dit maximale bedrag lager.
Bedrijven kunnen het belastingvoordeel van de MIA\Vamil niet meer combineren met een
aantal subsidies voor verkeer en vervoer. Bijvoorbeeld subsidies voor de aanschaf
van een uitstootvrije vrachtwagen (AanZet) of private laadinfrastructuur (SPRILA).
Voor investeringen in duurzame en circulaire gebouwen zijn de maximale investeringsbedragen
en enkele aftrekpercentages voor de MIA verlaagd.
Tijdwinst door snellere duidelijkheid RVO heeft per 1 januari 2025 de bezwaar- en beroepsprocedure van de MIA\Vamil overgenomen
van de Belastingdienst. RVO neemt zelf besluiten, waardoor bedrijven eerder duidelijkheid
krijgen over de goedkeuring van het belastingvoordeel. Ook kan RVO zo een eventueel
bezwaar tegen deze beslissing afhandelen vóór de vaststelling van de belastingaangifte.
Nieuw op de milieulijst Op de Milieulijst staan de bedrijfsmiddelen met het belastingvoordeel. Per 1 januari
2025 krijgen bedrijven bijvoorbeeld ook belastingvoordeel voor:
investeringen in grondstoffen- en watergebruik;
een inzamel- en het geldretoursysteem voor herbruikbare bekers;
een tankinstallatie voor ruitensproeiervloeistof om het gebruik van verpakkingen te
verminderen.
investeringen in de landbouw, bijvoorbeeld:
een desinfectiesysteem voor melkrobots en een onkruidmachine met lasers;
nageschakelde technieken als onderdeel van een duurzame stal. Hiervoor kunnen agrariërs
onder voorwaarden weer belastingvoordeel krijgen.
investeringen in verkeer en vervoer, bijvoorbeeld:
een elektrische bakfiets of cargobike met zonnepanelen;
een oplaadkluis voor elektrische fietsen, brom- of snorfietsen;
een draadloos oplaadpunt voor elektrische fietsen;
een elektrisch of waterstof aangedreven locomotief.
investeringen in gebouwen en klimaatadaptatie:
een zuiveringsinstallatie voor grijswaterrecycling;
gevelimpregnering zonder PFAS en chemicaliën.
Investeringen in voertuigen Voor een aantal voertuigen krijgen bedrijven geen belastingvoordeel meer. Dit geldt
voor elektrische bestelauto’s, elektrische motorfietsen, speed-pedelecs, elektrische
vorkheftrucks en elektrische taxi’s met negen zitplaatsen of voor rolstoelvervoer.
Wel blijft belastingvoordeel mogelijk voor waterstof aangedreven bestelauto’s. Voor
bakfietsen zijn de eisen aangepast. In plaats van een minimum investeringsbedrag van
€ 4.000, moeten deze nu voldoen aan een gewichtseis.
Duurzame gebouwen en klimaatadaptie Om binnen het totale budget voor het belastingvoordeel te blijven, zijn er een aantal
wijzigingen voor investeringen in duurzame gebouwen. Bijvoorbeeld:
Voor circulaire woningen krijgen bedrijven maximaal € 700 per m2 bruto vloeroppervlakte belastingvoordeel van de MIA.
Voor enkele investeringen in duurzame gebouwen is het aftrekpercentage verlaagd van
45% naar 36%.
Voor een gebouwdeel met industriefunctie krijgen bedrijven nog voor maximaal 5.000
m2 bruto vloeroppervlakte belastingvoordeel.
Bedrijven mogen duurzame energie-installaties weer als onderdeel van het gebouw meenemen
in de berekening van de milieuprestatie.
Bij een aanvraag voor een groendak mogen bedrijven ook de kosten van dakisolatie en
dakbedekking meenemen.
Bedrijven krijgen een hoger belastingvoordeel voor een groen en gezond bedrijventerrein.