Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.
16 april 2014.
Een kind van een erflater, aan wie een overdelingsvordering is toebedeeld, kan belang hebben bij een beschikking ter vaststelling van de WOZ-waarde, als de omvang van de overbedelingsvordering mede wordt bepaald door de waarde van die woning. Het kind kan dan ook om een beschikking verzoeken.
In april 2011 is moeder overleden. Erfgenamen zijn vader en de vijf kinderen. Omdat de wettelijke verdeling van toepassing is, krijgt vader alle goederen van de nalatenschap en komen de schulden voor zijn rekening. De kinderen krijgen een overbedelingsvordering op vader ter hoogte van de waarde van hun erfdeel. Over de verkrijging van deze vordering zijn zij erfbelasting verschuldigd. Tot de nalatenschap behoort een woning. De omvang van de overbedelingsvordering wordt mede bepaald door de waarde van die woning. Eén van de kinderen heeft de heffingsambtenaar van de gemeente daarom verzocht om een op zijn naam te stellen beschikking van de WOZ-waarde van de woning voor het jaar 2011. De heffingsambtenaar heeft dit geweigerd.
Volgens Hof Den Haag kon op basis van de Wet WOZ in dit geval aan het kind geen beschikking worden gegeven, omdat hij niet het genot van de onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft verkregen. Ook valt het kind niet onder de uitbreiding van de kring van belanghebbenden, omdat er geen inkomens- of vermogensbestanddeel van hem is begrepen in het voorwerp van belasting. Het kind is geen medegerechtigde tot de woning. Het door enige belasting getroffen vermogensbestanddeel is de vordering op de vader. Verder was het kind in het betreffende kalenderjaar geen mede-eigenaar van de woning en derhalve geen medebelanghebbende. Het hof komt daarom niet toe aan de vraag of het kind een fiscaal belang had bij de waardebepaling van de woning.
Met deze laatste beoordeling is de Hoge Raad het niet eens. Op grond van de Successiewet 1956 (tekst 2011) worden onroerende zaken die in gebruik zijn als woning voor de heffing van (onder meer) erfbelasting in aanmerking genomen naar de volgens de Wet WOZ voor die zaken vastgestelde waarde voor het jaar waarin de verkrijging plaatsvindt. Voor deze aansluiting bij de WOZ-waarde heeft de wetgever gekozen ter vereenvoudiging van de uitvoering van de erfbelasting. Het is dan ook logisch om die waarderingsmaatstaf ook te hanteren voor zover de waarde van krachtens erfrecht verkregen overbedelingsvorderingen afhankelijk is van de waarde van een onroerende zaak die in gebruik is als woning. Datzelfde geldt voor de waardering van met dergelijke vorderingen corresponderende schulden van de langstlevende echtgenoot.
Omdat in dit geval de omvang van de overbedelingsvordering mede wordt bepaald door de waarde van de woning, heeft het kind belang bij de vaststelling van de WOZ-waarde van de woning voor het jaar 2011. Daarbij maakt het niet uit dat het kind geen mede-eigenaar is van de woning. De heffingsambtenaar had dan ook binnen acht weken na een daartoe gedane verzoek een voor bezwaar vatbare beschikking moeten afgeven.
Bron: HR 11-04-2014