Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Mondelinge arbeidsovereenkomst niet voldoende

24 juni 2014.

Naar het oordeel van de Hoge Raad kan het lage sectorpremiepercentage slechts worden toegepast als de arbeidsverhouding van de werknemer schriftelijk is vastgelegd. In tegenstelling tot eerder Hof Den Bosch en de conclusie van de AG houdt de Hoge Raad vast aan het schriftelijkheidsvereiste.

Een tuinder in de glastuinbouw is ingedeeld in sector 1 (Agrarisch bedrijf) voor de heffing van de premies voor de werknemersverzekeringen tegen de werkloosheid (WW). Vanaf 1 mei 2007 heeft hij 18 Hongaarse werknemers in dienst gehad op basis van een mondelings arbeidsovereenkomst. Van 16 van hen staat vast dat ze een arbeidsovereenkomst hebben gehad van ten minst één jaar. Voor al deze Hongaarse werknemers past de tuinder het lage sectorpremiepercentage voor de WW toe. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur een naheffingsaanslag in de loonheffingen opgelegd. De naheffing betreft onder meer een correctie die door de inspecteur is aangebracht omdat de tuinder naar zijn oordeel ten onrechte het lage sectorpremiepercentage heeft toegepast. Het geschil spitst zich toe op de vraag of voor het toepassen van de lage sectorpremiepercentage een schriftelijke arbeidsovereenkomst met de werknemers vereist is, waaruit een voldoende duur en omvang van de dienstbetrekking blijkt. De lagere sectorpremie is namelijk van toepassing bij een arbeidsovereenkomst van minimaal een jaar. Hof Den Bosch had eerder in deze zaak geoordeeld dat het schriftelijkheidsvereiste in strijd is met de Wfsv en niet binnen de grenzen van de in de Wfsv neergelegde delegatiebevoegdheid valt. Bij het ontbreken van een schriftelijke arbeidsovereenkomst had volgens het hof de werkgever de mogelijkheid op andere wijze bewijs te leveren dat de dienstbetrekking van voldoende duur en omvang was.

De Hoge Raad is het met dit standpunt van het hof niet eens. Volgens de Hoge Raad kan het lage sectorpremiepercentage slechts worden toegepast in gevallen waarin de arbeidsverhouding van de werknemer schriftelijk is vastgelegd. Artikel 2.3 Wfsv geeft duidelijk aan dat het lage percentage kan worden toegepast voor het agrarisch bedrijf ten aanzien van werknemers die blijkens een schriftelijke overeenkomst ten minste voor een jaar of onbepaalde tijd in dienstbetrekking staan tot de werkgever. Volgens de Hoge Raad heeft het hof ten onrechte betoogd dat slechts sprake is van een bewijsregel en dat de werkgever dus ook op andere wijze het bewijs kan leveren. Het ligt in de rede dat de eis van een schriftelijke overeenkomst is gesteld om de Belastingdienst tegemoet te komen bij de beoordeling van het toepasselijke premiepercentage, zodat de fiscus niet wordt geconfronteerd met uitvoeringsproblemen ten gevolge van discussies achteraf over het bestaan van een mondelinge overeenkomst en de inhoud van deze overeenkomst. Bron: HR 20-06-2014

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat