Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.
29 september 2014.
Volgens Hof Amsterdam is de iPad toch een communicatiemiddel. Eerder had Rechtbank Haarlem in deze zaak geoordeeld dat de iPad geen communicatiemiddel is, maar een computer. Omdat er geen sprake was van minimaal 90% zakelijk gebruik moest de werkgever, RTL, over de verstrekte iPads loonbelasting afdragen.
RTL had aan haar vaste medewerkers in 2010 een iPad verstrekt, waarvoor zij geen eigen bijdrage hoefden te betalen. Over het gebruik van het apparaat waren met de medewerkers geen afspraken gemaakt en bij uit dienst treden konden de medewerkers de iPad gewoon meenemen. De rechtbank oordeelde dat de iPad geen communicatiemiddel is maar fiscaal behandeld moet worden als een computer, mede gelet op het formaat, het geheugen van 32GB en de vele gebruiksmogelijkheden.
In hoger beroep komt Hof Amsterdam nu tot een ander oordeel. Volgens het hof biedt de parlementaire geschiedenis van artikel 15b van de Wet LB 1964 (tekst 2010) onvoldoende aanknopingspunten voor een duidelijke afbakening tussen enerzijds apparaten welke aan te merken zijn als communicatiemiddel en anderzijds apparaten welke zijn aan te merken als computer. Sinds de totstandkoming van die bepaling (2005-2006) is de technologische ontwikkeling verder gegaan hetgeen ertoe heeft geleid dat het onderscheid tussen computers en communicatiemiddelen sindsdien steeds verder is vervaagd. Dit was ten tijde van de verstrekking van de iPads door RTL al het geval. De iPads hebben volgens het hof naar hun gebruiksmogelijkheden zowel elementen van een (klassiek) communicatiemiddel als elementen van een (klassieke) computer. Voor de loonheffing moet echter een keuze worden gemaakt: communicatiemiddel (art. 15b, lid 1 f Wet LB 1964) of computer (art. 15b, lid 1 s Wet LB 1964). Belangrijke overweging voor de hof om de iPad aan te duiden als communicatiemiddel en niet als computer is dat bij alle applicaties waarbij gegevensinvoer van de gebruiker nodig is over het beeldscherm een toetsenbord verschijnt dat een belangrijk deel van het scherm in beslag neemt. Invoer van gegevens is daarmee aanzienlijk minder vlot mogelijk. De beperkingen die hieruit voortvloeien spelen niet of nauwelijks een rol bij de communicatietoepassingen (sms, e-mail, internet), maar doen zich vooral voor functies/applicaties die niet als communicatie zijn aan te merken. Volgens het hof geldt hiervoor hetzelfde als wat de staatssecretaris in zijn besluit van 20 februari 2009 aangaf ten aanzien van smartphones en blackberry’s: ‘het beeldscherm en de invoermogelijkheden zijn bij deze apparaten te beperkt voor langdurig gebruik als computer’.
Resteert de vraag of het zakelijk gebruik meer dan bijkomstig belang (>10%). Hierover oordeelt het hof dat gezien de activiteiten van de werkgever – (elektronische) media, internet, de ontwikkeling van toepassingen daarvoor, ontwikkeling internetmedewerkersportal enz. – voldoende aannemelijk is dat het zakelijk gebruik van de iPads door in ieder geval een zeer groot deel van haar werknemers de grens van 10% van het totale gebruik heeft overschreden. Bron: Hof Amsterdam 25-09-2014