Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


HR: BOF niet discriminerend

25 novermber 2013

De Hoge Raad heeft naar aanleiding van de door Financiën ingestelde proefprocedures geoordeeld dat de BOF in geen enkel jaar discriminerend is.

De BOF berust op een keuze van de fiscale wetgever waarvan niet kan worden gezegd dat zij evident van redelijke grond is ontbloot. Rechtbank Breda vond in juli 2012 dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in de Successiewet in 2007 in strijd was met het discriminatieverbod uit de Europese verdragen en dat ook ander verkrijgers (niet zijnde ondernemers) recht hebben op toepassing van de faciliteit. Dit leverde een stroom aan bezwaarschriften op, die uiteindelijk als massaal bezwaar werden aangewezen. Daar de belastingplichtige in de zaak voor Rechtbank Breda zijn zaak niet middels sprongcassatie aan de Hoge Raad wilde voorleggen, heeft Financiën een vijftal andere belastingplichtigen die bezwaar aantekenden benaderd om proefprocedures te voeren. De Hoge Raad heeft in deze zaken arrest gewezen.

Oordeelde de advocaat-generaal onlangs nog dat de BOF discriminerend is voor zover de vrijstelling boven de 75% uitgaat, de Hoge Raad is het met deze stelling niet eens. In zijn arrest maakt de Hoge Raad allereerst duidelijk dat de discriminatiebepalingen in de Europese verdragen niet iedere ongelijke behandeling verbieden. Er is alleen sprake van ongeoorloofde discriminatie als het gemaakte onderscheid geen gerechtvaardigde doelstelling heeft of indien er geen redelijke verhouding bestaat tussen de maatregel die het onderscheid maakt en het daarmee beoogde gerechtvaardigde doel. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever de BOF onder meer in het leven heeft geroepen omdat de heffing van successie- en schenkingsrecht bij verkrijging van ondernemingsvermogen liquiditeitsproblemen kan oproepen, met name ook door de heffing over goodwill, waardoor de continuïteit van ondernemingen in gevaar kan komen. De wetgever dacht daarbij met name aan het belang van onbelemmerde voorzetting van de activiteiten van familiebedrijven. Die voorzetting kan een bijdrage leveren aan behoud en groei van werkgelegenheid, behoud van economische diversiteit en aan stabiliteit.

Daarnaast heeft de wetgever oog gehad op de stimulering van ondernemerschap. Volgens de Hoge Raad zijn dit gerechtvaardigde doelstellingen zoals bedoeld in de discriminatiebepalingen in de Europese verdragen. Met de BOF heeft de wetgever een oplossing willen bieden voor in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij bedrijfsopvolgingen. Voor zover de wetgever zich daarbij heeft gebaseerd op veronderstellingen omtrent de noodzaak en de doelmatigheid van de te treffen maatregelen, kan niet worden gezegd dat die veronderstellingen zo weinig voor de hand liggen dat zij evident onredelijk zijn. Er zijn aanwijzingen dat in een aanzienlijk deel van de gevallen waarin de faciliteit van toepassing is, geen sprake is van liquiditeitsproblemen.

Daarmee is echter niet gezegd dat de wetgever niet kon uitgaan van de veronderstelling dat zich bij vererving en schenking van ondernemingsvermogen zonder de onderhavige faciliteit in een aanzienlijk aantal gevallen een belemmering zou voordoen voor ongewijzigde voortzetting van de economische bedrijvigheid binnen de kring van de schenker of de erflater. De wetgever heeft er mede uit overwegingen van uitvoerbaarheid voor gekozen om daarvoor een generieke maatregel te treffen in de vorm van de BOF. Dat de faciliteit een bijdrage levert aan de oplossing van de bedoelde liquiditeitsproblemen, in de gevallen waarin zij zich voordoen, en daarmee de beoogde voortzetting van ondernemingsactiviteiten bevordert, kan niet worden ontkend. De faciliteit is bovendien niet uitsluitend daarvoor bedoeld, maar heeft mede tot doel het ondernemerschap meer in het algemeen te stimuleren.

Op grond hiervan komt de Hoge Raad tot de slotsom dat de faciliteit zoals die gold in het onderhavige jaar en ook in andere jaren, berust op een keuze van de fiscale wetgever waarvan niet kan worden gezegd dat zij evident van redelijke grond is ontbloot. De wetgever heeft daarom met de faciliteit de grenzen van de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid niet overschreden. Er is dan ook geen sprake van een bevoordeling van de verkrijging van ondernemingsvermogen boven de verkrijging van overige vermogensbestanddelen die leidt tot discriminatie. De staatssecretaris heeft laten weten dat alle aanslagen die onder de massaal bezwaar regeling vallen in stand blijven. Voor alle lopende bezwaren (deze stonden op 23 oktober 2012 nog niet onherroepelijk vast) zal één collectieve uitspraak op bezwaar worden gedaan. Deze wordt gepubliceerd in de Staatscourant en op de website van de Belastingdienst. Bron: Hoge Raad 22-11-2013

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat