Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.
20 januari 2014.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kondigt in een Kamerbrief aan dat hij in hoger beroep zal gaan tegen twee recente rechtbankuitspraken inzake de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML). De ene zaak betrof verrekening van kosten op het loon waardoor het loon aanzienlijk lager was dan het minimumloon minus de marge voor kostenverrekening die de Inspectie SZW hanteert.
De tweede zaak ging over de vraag of het minimumloon van toepassing is in het geval van een stichting die met vrijwilligers concurreert in de commerciële sfeer. Een uitspraak van Rechtbank Den Haag van 11 december 2013 betrof het toepassen van verrekeningen van kosten, waaronder huisvestingskosten waardoor het uitbetaalde loon minder bedroeg dan het wettelijk minimum. Naar aanleiding van signalen uit de handhavingspraktijk neemt SZW het standpunt in dat verrekeningen die ertoe leiden dat een werknemer minder dan het wettelijk minimumloon krijgt uitbetaald strijdig zijn met de wet. In de handhaving maakt de Inspectie SZW een uitzondering als het gaat om de verrekening van kosten voor huisvesting (tot 20% minimumloon) en ziektekostenverzekering (tot 10% minimumloon).
Blijft men met de verrekening van die kosten binnen deze normen dan legt de Inspectie SZW geen boete op. Rechtbank Den Haag volgt deze uitleg van de wet echter niet. Volgens de rechtbank vermeldt de wet niets over verrekeningen en bestaat er geen publiekrechtelijk verbod om door verrekening de loonschuld te niet te laten gaan. Volgens de rechtbank zijn op grond van het BW verrekeningen toegestaan tot aan de beslagvrije voet. Dit bedrag is afhankelijk van de leefsituatie van betrokkene en dus individueel bepaald. In reactie op deze uitspraak stelt de minister dat het onwenselijk is dat (forse) bedragen worden verrekend waardoor minder dan het wettelijke minimumloon wordt betaald. Dit zorgt voor oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt. In het kader van het Actieplan schijnconstructies hebben de aanpak van ontduiking van de WML en de verbetering van de handhaving hoge prioriteit. De minister kan zich niet vinden in het oordeel van de rechtbank en zal hoger beroep instellen. Gezien het belang van deze zaak wil de minister ook zo spoedig mogelijk kijken welke maatregelen eventueel genomen moeten worden ter verduidelijking van de wetgeving en ter verbetering van de handhaving.
Het zal de Kamer hier voor 1 maart 2014 over informeren. De andere zaak waartegen de minister beroep instelt betreft een uitspraak van Rechtbank Gelderland. In deze zaak gaat het om het al dan niet van toepassing zijn van de WML. De Wml is alleen van toepassing als er sprake is van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De kenmerken van een arbeidsovereenkomst zijn de verplichting om persoonlijk arbeid te verrichten, onder gezag en tegen loon. In deze zaak was sprake van een stichting die opdrachten aannam om hiermee geld in te zamelen, voornamelijk voor een verbonden kerkgenootschap. De opdrachten werden vrijwillig uitgevoerd door leden van het genootschap. Zij ontvingen geen beloning voor hun arbeid en wilden ook geen beloning.
Volgens de Inspectie SZW moeten die vrijwilligers worden aangemerkt als werknemers, waardoor de WML van toepassing is, en legt tot een bedrag van € 31.000 aan boetes op en een dwangsom. De stichting gaat hiertegen in verweer en verwijst bij de rechtbank onder meer naar de fiscale procedure van deze zaak. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde daarin dat de leden hadden afgezien van een aanspraak op loon. In dat geval is er geen bedongen loon en derhalve geen arbeidsovereenkomst. Rechtbank Gelderland komt tot hetzelfde oordeel en stelt vast dat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst en dat de WML niet van toepassing is en vernietigt het boetebesluit en de opgelegde dwangsom. De minister stelt hier hoger beroep in omdat het hier in feite gaat om een genootschap dat concurreert in de commerciële sfeer met gewone bedrijven. De minister acht dit onwenselijk vanwege mogelijke verdringing op de arbeidsmarkt en oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Bron: Min SZW 15-01-2014