Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Uitspraak proefprocedures crisisheffing

11 december 2014.

In de reeks proefprocedures inzake de crisisheffing heeft Rechtbank Noord-Holland geoordeeld dat de pseudo-eindheffing hoog loon (crisisheffing) in strijd is met het Europees recht voor wat betreft incidentele loonbetalingen die voor 26 april 2012 zijn gedaan. Eerder was in een aantal andere procedures door rechters geoordeeld dat de crisisheffing niet strijdig is met het Europees recht.

De zaak betreft een financiële holding die haar directeur-aandeelhouder in 2012 in februari een bonus over 2011 heeft betaald van € 612.155, regulier loon vóór 18 juli 2012 van € 239.298 en een regulier loon na 17 juli 2012 van € 177.017. De holding heeft het bedrag van de crisisheffing berekend over € 878.470 (€ 1.028.470 -/- € 150.000).

De rechtbank is van mening dat de bonus niet meetelt voor de berekening van de grondslag van de crisisheffing. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad inzake de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoedingen. Daarin is benoemd dat het Europees recht zich niet zonder meer verzet tegen wetswijzigingen waarbij voor de berekening van een belastingschuld gevolgen worden verbonden aan feiten die zich hebben voorgedaan voordat de inhoud van die wetswijziging kenbaar werd. Daarvan is alleen dan sprake als de invloed van dergelijke anterieure feiten ertoe leidt dat bij de belastingheffing geen ‘fair balance’ bestaat tussen de betrokken belangen. In het aangehaalde arrest van de Hoge Raad was de pseudo-eindheffing slechts verschuldigd in geval van een beëindiging van de dienstbetrekking na de inwerkingtreding van de pseudo-eindheffing. De Hoge Raad gaf aan dat de verschuldigdheid van die heffing daardoor mede afhankelijk is van een na die inwerkingtreding plaatsvindende gebeurtenis en dat de heffing zo bezien voorzienbaar was.

De rechtbank oordeelt dat ten tijde van het betalen van de bonus geen sprake was van een wettelijke bepaling op grond waarvan de holding op de hoogte was van een hogere belastingverplichting dan die voortvloeide uit het bedrag dat zij kon inhouden op het aan die werknemer toekomende loon. Ook overigens was er geen reden te veronderstellen dat er materieel enige belastingverplichting zou ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank was dan ook ten tijde van de incidentele loonbetaling in februari 2012, ruim voor 26 april 2012, geen sprake van voorzienbaarheid met betrekking tot de crisisheffing en is er in zoverre sprake van het doorbreken van de ‘fair balance’. Bron: Rb. Noord-Holland 4-12-2014

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat