Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Risicovol beleggen is geen ondernemingsvermogen

22 mei 2014.

Tijdelijk overtollige liquide middelen binnen een onderneming dienen binnen een redelijke tijd weer beschikbaar te zijn voor de onderneming om als ondernemingsvermogen te kunnen worden aangemerkt. Als met de middelen wordt gespeculeerd, dan is daarvan geen sprake.

Vader en zoon drijven samen een akkerbouwerbedrijf in de vorm van een maatschap. In 2007 gaat de zoon, op aanraden van zijn buurman, met een beleggingsadviseur in zee. Vader en zoon maken vanaf de maatschaprekening en vanuit privé bedragen over naar buitenlandse effectenrekeningen. Vanaf 1 mei 2008 drijft de zoon het akkerbouwbedrijf als eenmanszaak. Eind mei 2008 krijgt hij in verband met de bedrijfsovername een lening van € 800.000 van de bank als voorschot op de definitieve overnamesom. De zoon stort het bedrag nog diezelfde dag door naar de buitenlandse effectenrekening. In december 2008 verzoekt de zoon de bank om hem een krediet van € 300.000 te verlenen om dit geld te beleggen. De bank wijst de kredietaanvraag af. In juli 2009 doet de zoon bij de politie aangifte van oplichting tegen de beleggingsadviseur. In de loop van het boekjaar blijkt dat er van de ruim anderhalf miljoen die door vader en zoon is ingelegd niets meer terugkomt. De banklening van € 800.000 heeft de zoon aangemerkt als ondernemingsvermogen. Ook de overige ingelegde gelden merkt hij als ondernemingsvermogen aan. Omdat duidelijk werd dat de beleggingen als verloren konden worden beschouwd, heeft de zoon de beleggingen afgewaardeerd tot nihil. Bij het bepalen van de winst uit onderneming heeft de zoon een bedrag van € 800.000 als buitengewone lasten wegens verlies op beleggingen in aanmerking genomen. In zijn aangifte IB 2009 heeft hij dan ook een negatief box 1-inkomen aangegeven van € 631.505. De inspecteur is het hier niet mee eens en stelt het box-1-inkomen vast op € 88.758.

Volgens de rechtbank kan er van worden uitgegaan dat het bedrag van de lening tijdelijk overbodig was en dat het de bedoeling was om het bedrag later in 2008 te gebruiken voor de overnamesom die de zoon aan zijn vader moest betalen. Vraag is echter of de beleggingen tot het ondernemingsvermogen kunnen worden gerekend of binnen het kader van de normale bedrijfsuitoefening van zijn onderneming zijn verkregen. Gezien de aard van de beleggingen zijn deze niet binnen het kader van de normale uitoefening van de onderneming verkregen. Daarbij maakt het niet uit dat het om een tijdelijke belegging ging. In beginsel behoren deze beleggingen dan ook niet tot het ondernemingsvermogen. Dat is slechts anders als sprake is geweest van belegging van tijdelijk overtollige liquide middelen. De zoon moet dan ook aantonen dat de beleggingen hebben plaatsgevonden op een zodanige wijze dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belegde middelen tijdig weer in de onderneming beschikbaar zijn. Gezien het feit dan een rendement van 2% per maand werd verwacht en de zoon verwachtte de helft van zijn ingelegde middelen terug te krijgen, had de zoon moeten begrijpen dat het om zeer riskante beleggingen ging. Omdat hij geen risicobeperkende maatregelen heeft genomen en ook niet kan aantonen dat hij van de beleggingsadviseur de garantie heeft gekregen dat hij de helft van het geld terug zou krijgen, vindt de rechtbank dat de beleggingen zodanig zijn dat sprake is van speculatie. De zoon heeft niet aangetoond dat de belegde middelen tijdig weer in de onderneming beschikbaar zouden zijn. Er is derhalve geen sprake van ondernemingsvermogen. De aanslag IB 2009 blijft dan ook in stand. Bron: Rb. Noord-Nederland 15-04-2014

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat