Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.
Het veiligstellen van pensioenrechten is niet voldoende om een onzakelijke lening onder de tbs-regeling om te zetten in een zakelijke lening om zodoende een verlies in mindering te kunnen brengen op het resultaat uit werkzaamheid.
Een zoon is 100% aandeelhouder van een bv. Moeder krijgt een pensioenuitkering van zo’n € 12.000 per jaar uit de bv van haar zoon. In 2004 sluit moeder een kredietovereenkomst met de bank. Het geld van dit krediet leent moeder door aan de bv van haar zoon. Er wordt gehandeld alsof er een rekening-courantverhouding tussen moeder en de bv bestaat. In de periode 2004 tot en met 2007 worden de geleende gelden telkens (nagenoeg) afgelost. In 2008 leent moeder in totaal € 240.000 van de bank. Eind 2008 is moeder € 246.602 aan de bank schuldig. De bv van de zoon is dit bedrag aan zijn moeder schuldig. Tussen moeder en de bv is geen schriftelijke leningovereenkomst opgesteld. Zij zijn dezelfde rente overeengekomen als moeder is overeengekomen met de bank. Die rente betaalt de bv rechtstreeks aan de bank. Voor de lening is geen looptijd en geen aflossingsschema bepaald, ook heeft moeder niet om zekerheden gevraagd.
Vanwege een dreigend faillissement van de bv stellen moeder en de bv in 2009 alsnog een leningovereenkomst op. Bij die overeenkomst heeft moeder een (tweede) pandrecht gevestigd op de bedrijfsinventaris, de kantoorinventaris, de handelsvoorraden en de debiteuren van de vennootschap. De bv wordt uiteindelijk failliet verklaard. Moeder wil een afwaarderingverlies van € 250.000 op de vordering van de bv van haar zoon als negatief resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking nemen. De inspecteur is het hier niet mee eens. Voor Hof Arnhem staat niet ter discussie dat de leningen als zodanig moeten worden aangemerkt en dat er geen sprake is van kapitaalverstrekking. Ook staat vast dat de leningen onder de ongebruikelijke terbeschikkingstellingsregeling vallen. Het hof geeft allereerst aan dat het leerstuk van de onzakelijke lening ook geldt voor leningen in het kader van de ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Of sprake is van een onzakelijke lening moet worden beoordeeld naar het moment van het aangaan van de lening.
Dit betekent dat de leningsovereenkomst die in 2009 is opgemaakt buiten beschouwing moet blijven. Omdat de leningen tussen 2004 en 2007 zijn afgelost, moet begin 2008 als toetsmoment worden genomen. Gezien de omstandigheden heeft moeder een onzakelijk debiteurenrisico aanvaard vanwege de familierelatie met de zoon en diens aandeelhoudersrelatie met de bv met de bedoeling hun belang te dienen. Het argument van moeder dat er bijzondere omstandigheden zijn, namelijk het veiligstellen van haar pensioenrechten, acht het hof als motief niet aannemelijk gezien de gestelde voorwaarden. Het afwaarderingverlies kan dan ook niet in mindering worden gebracht op het resultaat van de werkzaamheid. Bron: Hof Arnhem 17-01-2012