Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.
Volgens Hof Arnhem is een kortdurend partnerschap van een dag voldoende om de vrijstelling van overdrachtsbelasting toe te passen vanwege de verdeling van een gemeenschap.
Een belastingplichtige bezit de helft van de economische eigendom van zes panden, de andere helft van de economische eigendom en de juridische eigendom van de zes onroerende zaken zijn in handen van een ander. Samen met die ander is de belastingplichtige ieder voor de helft eigenaar van nog vier onroerende zaken. De belastingplichtige is op 23 december 2003 met de andere eigenaar een geregistreerd partnerschap aangegaan onder de voorwaarde van uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen, met uitzondering van de tien onroerende zaken. Dit geregistreerd partnerschap is op 24 december 2003 ontbonden.
Op 29 december 2003 hebben de partners de tot de gemeenschap van goederen behorende onroerende zaken verdeeld. De belastingplichtige heeft de eigendom van de eerste zes onroerende zaken toebedeeld gekregen en de partner de eigendom van de overige vier panden. Voor de heffing van overdrachtsbelasting wordt een beroep gedaan op de vrijstelling vanwege de verdeling van een gemeenschap die onder algemene titel is verkregen. De inspecteur is het er niet mee eens en legt naheffingsaanslagen overdrachtsbelasting met boete op. Na door de rechtbank in het gelijk te zijn gesteld, vangt de inspecteur bij het hof bot. Volgens het hof blijkt uit de parlementaire geschiedenis bij het opnemen van de bepalingen inzake geregistreerd partnerschap, dat de staatsecretaris is gewezen op de mogelijkheden dat het partnerschap ook uit louter financiële motieven kan worden aangegaan om overdrachtsbelasting te ontgaan.
Door bewust geen maatregelen hiertegen te treffen heeft men het risico aanvaard dat overdrachtsbelasting kon worden ontgaan. Ook in de jurisprudentie zijn aanknopingspunten te vinden waardoor hier geen sprake is van fraus legis. Bron: Hof Arnhem 15-11-2011