Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Staat aansprakelijk voor onjuiste omzetting richtlijn

3 april 2012.

Volgens de Kantonrechter Den Haag is de Nederlandse staat aansprakelijk voor het te laat wijzigen van de vakantiewetgeving.

Volgens de kantonrechter was al sinds het Bectu-arrest van het Europese Hof van Justitie bekend, dat de Nederlandse wetgeving strijdig was met de Europese Arbeidstijdenrichtlijn. Op 6 februari 2012 deed de Haagse kantonrechter uitspraak in drie zaken van drie werknemers bij drie verschillende werkgevers. In alle drie de zaken draaide het om het feit dat de werknemers bij eind van het dienstverband te weinig vakantiedagen kregen uitgekeerd vanwege de tot 1 januari 2012 geldende beperkte opbouw van vakantiedagen bij arbeidsongeschiktheid.

Door een arrest van het Europese Hof van Justitie uit 2009 was duidelijk geworden dat de Nederlandse wetgeving op dit punt strijdig was met de Europese richtlijn. Sinds 1 januari van dit jaar is de wetgeving daarom aangepast. Door het zogenoemde Francovich-arrest van 19 november 1991 was al duidelijk dat een lidstaat van de EU aansprakelijk kan zijn voor de schade die particulieren lijden als gevolg van een schending van het Unierecht. De drie werknemers stellen dat zij schade hebben geleden doordat de Europese richtlijn door de Nederlandse overheid onjuist werd geïmplementeerd. Die schade kunnen zij niet meer achteraf claimen bij hun werkgever want die heeft tot 1 januari 2012 geheel conform de dan geldende wetgeving gehandeld.

Volgens de kantonrechter was al sinds het BECTU-arrest van het Europese Hof uit 2001 duidelijk dat de beperking van de vakantieopbouw tijdens ziekte strijdig was met de Europese Richtlijn. Dat de Staat na dit arrest tot niet aanpassing van de wetgeving is overgegaan, is volgens de kantonrechter onrechtmatig jegens de werknemers.

De Staat voert nog aan dat de werknemer geen nadeel zou hebben ondervonden, als de aanspraak zou zijn getoetst aan de hand van de sinds 1 januari 2012 geldende regeling. Door de thans geldende vervaltermijn zouden de werknemers de aanspraak op de vakantiedagen hebben verloren. Dit verweer veegt de kantonrechter van tafel. Volgens de kantonrechter gaat de Staat ten onrechte van het uitgangspunt uit dat bij eerdere aanpassing aan de Richtlijn ook de thans ingevoerde vervaltermijn van zes maanden zou zijn ingevoerd.

De introductie van deze vervaltermijn is echter geen noodzakelijk gevolg van de aanpassing aan de Richtlijn, maar een wenselijk geachte keuze van de wetgever. De Staat heeft in zijn verweer onder meer aangevoerd dat de werknemer zijn werkgever had moeten aanspreken op de onvolledige opbouw. De kantonrechter verwerpt dit verweer. De Staat heeft bij de behandeling van de recent ingevoerde wetswijziging zelf gesteld dat de Nederlandse vakantiewetgeving een correcte toepassing van de Europese richtlijn niet mogelijk maakte. Verhaal door werknemer op de werkgever had volgens de kantonrechter dus geen redelijke kans van slagen. Minister Kamp van SZW heeft aangekondigd tegen de uitspraken in hoger beroep te gaan. Bron: Kantonrechter Den Haag 6-02-2012

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat