Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.
Bij de beantwoording van Kamervragen heeft staatssecretaris Weekers verduidelijkt hoe de dertigjaarstermijn voor hypotheekrenteaftrek onder het oude recht in combinatie met het nieuwe recht uitwerkt. Om een onbillijkheid op te heffen komt de staatsecretaris binnenkort met een beleidsbesluit waarin wordt goedgekeurd dat de nieuwe eigenwoningschuld in 360 maanden mag worden afgelost, maar dat de renteaftrekperiode wel verkort wordt met de eerder genoten periode van aftrek.
Sinds de invoering van de Wet IB 2001 kan men gedurende maximaal 30 jaar hypotheekrente in aftrek brengen in de aangifte. Een voor een vorige eigen woning ‘verbruikt’ deel van de dertigjaarstermijn komt in mindering op de termijn voor de nieuwe eigen woning als de schuld wordt overgesloten op de nieuwe woning.
De staatssecretaris verduidelijkt dit aan de hand van het volgende voorbeeld:
A heeft per 1 januari 2001 een woning gekocht waarvoor een hypotheek is afgesloten van € 90.000. In 2011 verkoopt hij de woning voor € 110.000. In de tussenliggende periode heeft hij niets afgelost. Er ontstaat hierdoor een eigenwoningreserve van € 20.000. In 2013 koopt hij een nieuwe woning waarvoor de totale kosten € 150.000 bedragen. Voor de financiering wordt de eigenwoningreserve gebruikt en daarnaast € 10.000 eigen geld. De nieuwe eigenwoningschuld bedraagt hierdoor € 120.000 (€ 150.000-/- (€ 20.000+€ 10.000)).
Hoe zit het nu met de dertigjaarstermijn voor hypotheekrenteaftrek?
Voor € 90.000 heeft A nog gedurende 240 maanden (360 maanden –/- 120 maanden) recht op aftrek van eigenwoningrente, mits vanaf het aangaan van de schuld in 2013 contractueel en daadwerkelijk wordt afgelost volgens een (ten minste) annuïtair schema dat leidt tot een volledige aflossing in maximaal 360 maanden. Voor de overige € 30.000 geldt een recht op aftrek van eigenwoningrente van 360 maanden, mits de schuld in maximaal 360 maanden volgens een (ten minste) annuïtair schema volledig wordt afgelost. De dertigjaarstermijn geldt met ingang van 2001 als uitgangspunt.
Voor de toepassing van de aflossingseis moet de periode waarover aftrek van eigenwoningrente is genoten vanaf 2001 bij het bepalen van de resterende periode van renteaftrek worden meegeteld, ook als de eigenwoningschuld in 2012 niet meer bestond. In dit voorbeeld telt daarom de periode 2001 tot en met 2010 mee voor de bepaling van de resterende periode waarin recht bestaat op renteaftrek op de nieuwe eigenwoningschuld. Dit betekent dat de periode van eerdere renteaftrek onder het oude recht de maximale periode verkort waarin de schuld volledig moet worden afgelost.
In het voorbeeld moet de eigenwoningschuld van € 120.000 in 20 jaar worden afgelost om renteaftrek op die schuld te krijgen. Dit verkorte aflossingsschema zou tot gevolg hebben dat het tempo waarin deze eigenwoningschuld zou moeten worden afgelost (aanzienlijk) sneller is dan bij een aflossingseis die op een periode van 30 jaar gebaseerd is, met aanzienlijk hogere maandlasten tot gevolg, terwijl de belastingplichtige onder het oude recht niet hoefde af te lossen. Deze uitwerking acht de staatssecretaris niet wenselijk. Hij komt daarom op korte termijn met een beleidsbesluit waarin wordt goedgekeurd dat in dergelijke gevallen de nieuwe eigenwoningschuld in 360 maanden mag worden afgelost, maar dat wel de renteaftrekperiode verkort wordt met de eerder genoten periode van aftrek. Bron: MvF 31-05-2013