Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Verruiming eerste schijf Vpb gemonitord

In antwoord op Kamervragen heeft staatssecretaris Vijlbrief aangegeven dat in de gaten zal worden gehouden of en op welke schaal en wijze bedrijven opsplitsen om gebruik te maken van de verhoging van de schijfgrens in de vennootschapsbelasting. Als de monitoring hiertoe aanleiding geeft, zal worden bekeken of wettelijke maatregelen moeten worden genomen die ongewenste fragmentatie bestrijden. De Kamerleden hebben vragen gesteld over het opsplitsen van bedrijven naar aanleiding van het bericht ‘Is belasting betalen weer iets voor de dommen?’ in het FD. De verwachting is dat belastingplichtigen die (substantieel) meer winst behalen dan de hoogte van de schijfgrens en hun activiteiten (en daarmee hun winst) relatief eenvoudig over verschillende vennootschappen kunnen verdelen, gebruik gaan maken van voorgenoemde schijfverlenging. De schijfverlenging heeft als doel om winsten, die lager zijn dan € 395.000, minder te belasten. Ook vindt het kabinet de maatregel doelmatig. De lagere vennootschapsbelastingontvangsten en het mogelijke opknippen van bedrijven zijn meegewogen in de besluitvorming. In de eerste helft van volgend jaar zullen de eerste resultaten met betrekking tot de monitoring aan de Kamer worden toegezonden. Vervolgens zal worden bezien of er aanleiding is om wettelijke maatregelen te nemen die ongewenste fragmentatie bestrijden. De staatssecretaris gaat ook in op een vraag over het evenwicht in de belastingdruk van dga’s, IB-ondernemers en werknemers. Tussen 2001 en 2022 is het verschil in de (gecumuleerde) marginale tarieven van een IB-ondernemer, dga en werknemer toegenomen. Dit is ten eerste het gevolg van de introductie en verruiming van de MKB-winstvrijstelling waar IB-ondernemers recht op hebben. Ten tweede is dit verschil veroorzaakt door verlagingen van het tarief in de vennootschapsbelasting. Tegenover deze lagere tarieven heeft geen gelijkwaardige verhoging van het box 2-tarief gestaan waardoor de (gecumuleerde) belastingdruk van de dga, de IB-ondernemer en de werknemer ten opzichte van 2001 meer uiteen is gaan lopen. In de derde plaats is sinds 2001 het verschil tussen het lage en het hoge tarief in de vennootschapsbelasting toegenomen. Tot slot is de schijfgrens waarop het lage Vpb-tarief van toepassing is per 2021 verlengd van € 200.000 naar € 245.000 en per 2022 naar € 395.000. Bij maatregelen om het opsplitsen van bedrijven vanwege de verhoging van de schijfgrens in de vennootschapsbelasting kan worden gedacht aan het mitigeren van de prikkel door het terugdraaien van de verhoging van de schijfgrens of aan het opnemen van een mogelijke specifieke bepaling. Bron: MvF 10-12-2021 om gebruik te maken van de verhoging van de schijfgrens in de vennootschapsbelasting.

Als de monitoring hiertoe aanleiding geeft, zal worden bekeken of wettelijke maatregelen moeten worden genomen die ongewenste fragmentatie bestrijden. De Kamerleden hebben vragen gesteld over het opsplitsen van bedrijven naar aanleiding van het bericht ‘Is belasting betalen weer iets voor de dommen?’ in het FD. De verwachting is dat belastingplichtigen die (substantieel) meer winst behalen dan de hoogte van de schijfgrens en hun activiteiten (en daarmee hun winst) relatief eenvoudig over verschillende vennootschappen kunnen verdelen, gebruik gaan maken van voorgenoemde schijfverlenging. De schijfverlenging heeft als doel om winsten, die lager zijn dan € 395.000, minder te belasten. Ook vindt het kabinet de maatregel doelmatig. De lagere vennootschapsbelastingontvangsten en het mogelijke opknippen van bedrijven zijn meegewogen in de besluitvorming. In de eerste helft van volgend jaar zullen de eerste resultaten met betrekking tot de monitoring aan de Kamer worden toegezonden. Vervolgens zal worden bezien of er aanleiding is om wettelijke maatregelen te nemen die ongewenste fragmentatie bestrijden. De staatssecretaris gaat ook in op een vraag over het evenwicht in de belastingdruk van dga’s, IB-ondernemers en werknemers. Tussen 2001 en 2022 is het verschil in de (gecumuleerde) marginale tarieven van een IB-ondernemer, dga en werknemer toegenomen. Dit is ten eerste het gevolg van de introductie en verruiming van de MKB-winstvrijstelling waar IB-ondernemers recht op hebben. Ten tweede is dit verschil veroorzaakt door verlagingen van het tarief in de vennootschapsbelasting. Tegenover deze lagere tarieven heeft geen gelijkwaardige verhoging van het box 2-tarief gestaan waardoor de (gecumuleerde) belastingdruk van de dga, de IB-ondernemer en de werknemer ten opzichte van 2001 meer uiteen is gaan lopen. In de derde plaats is sinds 2001 het verschil tussen het lage en het hoge tarief in de vennootschapsbelasting toegenomen. Tot slot is de schijfgrens waarop het lage Vpb-tarief van toepassing is per 2021 verlengd van € 200.000 naar € 245.000 en per 2022 naar € 395.000. Bij maatregelen om het opsplitsen van bedrijven vanwege de verhoging van de schijfgrens in de vennootschapsbelasting kan worden gedacht aan het mitigeren van de prikkel door het terugdraaien van de verhoging van de schijfgrens of aan het opnemen van een mogelijke specifieke bepaling. Bron: MvF 10-12-2021

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat