Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.
7 Juni 2017
Een dga laat zijn loods taxeren en verkoopt de loods kort daarna voor een hogere waarde aan zijn bv. Volgens de rechtbank is hier sprake van een uitdeling van de bv aan de dga. Gezien het verschil tussen de verkoopprijs en de taxatiewaarde moet het de dga duidelijk zijn geweest dat hij door zijn bv werd bevoordeeld. Een dga van een bv bezit in privé een loods. De dga heeft de loods laten waarderen door een makelaar. Daarbij is (op 8 oktober 2010) de waarde bepaald op € 381.000. Kort daarna (18 maart 2011) verkoopt hij de loods aan de bv voor € 434.000. De WOZ-waarde van de loods bedroeg op waardepeildata 1 januari 2010 en 1 januari 2011 € 313.000. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant slaagt de inspecteur geslaagd in zijn bewijslast dat de waarde van de loods (hoogstens) € 381.000 was.
Gelet op de omvang van het verschil van € 53.000 tussen de verkoopprijs van de loods en de door de makelaar getaxeerde waarde daarvan, moet het de dga duidelijk zijn geweest dat hij bij de verkoop van de loods door de bv werd bevoordeeld. Dit is te meer aannemelijk nu de taxatie in opdracht van de dga was opgesteld. Aangezien de dga ten tijde van de verkoop van de loods de enig bestuurder was van de bv, moet zijn kennis aan de bv worden toegerekend. Aan het voor een uitdeling vereiste dubbele bewustzijn is daarom voldaan.
Tevens oordeelt de rechtbank dat de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd. De dga en de bv moeten zich bewust zijn geweest van de uitdeling en hebben daarmee dermatig lichtvaardig gehandeld dat het ten minste aan de grove schuld van de dga en de bv is te wijten dat er tot een te laag bedrag aangifte IB is gedaan en door de bv geen dividendbelasting is voldaan. De beroepen worden ongegrond verklaard. Bron: Rb Zeeland - West-Brabant 3-05-2017