Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.
28 Juli 2017
Volgens de Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv ten onrechte geweigerd vrouwelijke zelfstandigen in aanmerking te brengen voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering. De vrouwelijke zelfstandigen moet alsnog een passende compensatie worden geboden, aangezien zij op grond van het VN-Vrouwenverdrag recht hebben op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van (een zeker) inkomen. De zaak betrof drie zelfstandigen die in 2005 zijn bevallen. Omdat in de periode 1 augustus 2004 tot 4 juni 2008 Nederland geen wettelijke regeling kende die voorzag in een zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor vrouwelijke zelfstandigen, kregen zij destijds geen zwangerschap- en bevallingsuitkering. Tegen die afschaffing van de zwangerschapsuitkering voor zelfstandigen hadden de vrouwen zonder succes tot aan de Hoge Raad geprocedeerd.
De Hoge Raad oordeelde in 2011 dat op de staat geen zorgplicht rust om een voorziening te treffen in verband met de inkomstenderving van zwangere zelfstandigen. Ook vond de Hoge Raad dat geen beroep kon worden gedaan op het VN Vrouwenverdrag. De vrouwen dienden vervolgens een klacht in bij het CEDAW, het Comité dat toeziet op de uitvoering van het VN-Vrouwenverdrag. Dat Comité stelde de vrouwen in 2014 in het gelijk en oordeelde dat aan hen een passende schadevergoeding moest worden geboden als compensatie. Omdat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ze geen compensatie bood dienden ze alsnog een aanvraag in voor een uitkering voor zwangere zelfstandigen. Het UWV wees deze aanvraag echter af.
De Centrale Raad van Beroep heeft nu geoordeeld dat duidelijk uit het VN-Vrouwenverdrag volgt dat iedere vrouw die – al dan niet in loondienst – arbeid verricht, recht heeft op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van (een zeker) inkomen. Door de afschaffing in 2004 van de toen bestaande regeling zonder voor zwangere zelfstandigen in een andere vorm van vergoeding te voorzien, heeft Nederland zich niet gehouden aan zijn verplichting op grond van het VN-Vrouwenverdrag. De weigering om hen alsnog in aanmerking te laten komen voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering is volgens de Centrale Raad van Beroep in strijd met het recht. Het UWV moet er nu voor zorgen dat de vrouwen alsnog enige vorm van vergoeding ontvangen. Dit hoeft niet per se in de vorm van de uitkering die voor 1 augustus 2004 bestond of die vanaf 4 juni 2008 is ingevoerd. Bron: CRvB 27-07-2017