Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Verlaging belasting met € 1, vergoeding 2 x € 990

23 Augustus 2017

Een automobilist die bezwaar maakte tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting, werd in het gelijk gesteld omdat alleen belasting kan worden nageheven die te weinig is betaald. De man had al eerder een parkeerkaartje gekocht. Naast een belastingverlaging van € 1, kreeg hij twee keer een proceskostenvergoeding. Een automobilist parkeert zijn auto in de gemeente Zoetermeer en koopt een parkeerkaartje voor een € 1. Voor dat bedrag mag hij van 10.42 uur tot 11.24 uur parkeren. Om 11. 36 uur constateren parkeercontroleurs dat er geen geldig parkeerkaartje in de auto ligt. Een minuut later komt de automobilist bij zijn auto terug met een nieuw parkeerkaartje waarmee hij van 11.37 uur tot 11.57 uur mag parkeren. De automobilist ontvangt een naheffingsaanslag parkeerbelasting voor een bedrag van € 61,45; € 1,45 parkeerbelasting en € 60 boete. Volgens het hof is alleen van belang of de verschuldigde belasting is betaald en niet of op de voorgeschreven wijze aangifte is gedaan.

Er kan daarom alleen belasting worden nageheven die te weinig is betaald. Nu de automobilist de over het uur vóór de constatering verschuldigde parkeerbelasting wel gedeeltelijk heeft betaald, kan slechts € 0,45 (de belasting over het gedeelte van het voorliggende uur dat door de automobilist niet is betaald) worden nageheven. De aanslag moet worden verminderd met het door de automobilist al betaalde bedrag van € 1. De automobilist heeft terecht beroep aangetekend. De gemeente wordt door de rechtbank veroordeeld in de proceskosten van de automobilist. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden vastgesteld op € 992 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1). Het argument van de heffingsambtenaar dat geen sprake is van een aan hem te wijten onrechtmatigheid, overtuigt het hof niet.

Omdat vaststaat dat het parkeerkaartje, dat als parkeerduur 10.42 uur tot 11.24 vermeldt, tijdens het opleggen van de naheffingsaanslag achter de voorruit van de auto lag, moet het de parkeercontroleurs duidelijk zijn geweest dat voor een deel van de parkeerduur waarvoor zij een naheffingsaanslag oplegden, al parkeerbelasting was voldaan. Ook de heffingsambtenaar had dit uit de stukken kunnen opmaken. Door de naheffingsaanslag op te leggen voor het uur, voorafgaande aan de constatering van het parkeren door de parkeercontroleurs op 11.36 uur en deze te handhaven heeft de heffingsambtenaar onrechtmatig gehandeld. De toegekende proceskostenvergoeding is terecht. Ook het verzoek om proceskosten voor het hof wordt gehonoreerd: € 990 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het hof. Hof Den Haag, 01-08-2017

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat