Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.
14 November 2018
Bij de winstplafonds die voor verenigingen en stichtingen gelden om te profiteren van de vrijstelling van vennootschapsbelasting is sprake van absolute bedragen. De bedragen van deze plafonds hoeven in specifieke gevallen niet te worden herrekend, zo heeft Rechtbank Gelderland bepaald. Met betrekking tot de Vpb-vrijstelling voor stichtingen en verenigingen geldt dat de jaarwinst niet hoger mag zijn dan € 15.000 dan wel dat de totale winst van het betreffende jaar en de vier vorige jaren niet hoger mag zijn dan € 75.000. Een beroepsvereniging werd in 2009 opgericht en behaalde in de jaren 2010, 2011 en 2012 achtereenvolgend een winst van € 9.884, € 28.433 en € 31.414.
De inspecteur legde over 2012 een navorderingsaanslag op. Weliswaar was de totale winst lager dan € 75.000, maar volgens de inspecteur bestond de vereniging pas drie jaar en moest het winstplafond van € 75.000 daarom naar rato worden berekend. En omdat dit herrekende winstplafond uitkwam op € 45.000 en de totale winst over de jaren 2010 tot en met 2012 hoger was, kon de vereniging volgens de inspecteur geen beroep doen op de vrijstelling van vennootschapsbelasting. Rechtbank Gelderland was het echter niet met de inspecteur eens. Volgens de rechtbank blijkt zowel uit de wettekst als uit de wetsgeschiedenis niet dat de winstgrens naar rato moet worden toegepast. Het plafond van € 75.000 is een absolute grens. Dit past bovendien bij het doel om stichtingen en verenigingen met winsten van bijkomstige betekenis niet in de heffing te betrekken. De navorderingsaanslag werd vernietigd. Bron: Rb. Gelderland, 23-10-2018