- Alphen aan den Rijn

- Amsterdam

- 's Hertogenbosch

Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Nieuws en actualiteiten

Onzakelijk hoge rente op aandeelhoudersleningen leidt tot dividendbelasting
Gepubliceerd op: Monday June 30, 2025

Rechtbank Noord-Holland stelt dat de aandeelhoudersleningen zakelijk zijn, maar dat een rente van 10% op aandeelhoudersleningen voor vastgoedbeleggingen onzakelijk hoog is. De rechtbank stelt dat 4,25% rente zakelijk is en het meerdere als verkapte dividenduitkering wordt belast. De opgelegde vergrijpboetes worden vernietigd omdat niet overtuigend is aangetoond dat sprake is van opzet of grove schuld bij de bv.


Een bv die in commercieel vastgoed belegt heeft van haar buitenlandse aandeelhouders leningen ontvangen tegen 10% rente. De inspecteur stelt dat deze rente onzakelijk hoog is en legt naheffingsaanslagen dividendbelasting op over de jaren 2014-2017. Gelijktijdig worden vergrijpboetes van 50% opgelegd. De bv betoogt dat de rente zakelijk is en verwijst naar een door haar ingeschakelde transfer pricing-deskundige die 10% rente als marktconform beoordeelde. Het geschil betreft de vraag of de overeengekomen rente zakelijk is en of het bovenmatige deel kwalificeert als dividenduitkering.

Aandeelhoudersleningen zijn zakelijk Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de leningen zelf wel zakelijke leningen zijn. De bv was ten tijde van de financiering een solvabele debiteur die belegde in Nederlandse kantoorpanden met gereputeerde huurders en langlopende huurcontracten. Met 40% eigen vermogen en 60% vreemd vermogen was er ruim voldoende capaciteit om rente en aflossing te betalen. Dat geen hypothecaire zekerheid is verstrekt voor de leningen heeft geen nadelig effect op het kredietrisico. De rechtbank volgt daarmee niet het standpunt van de inspecteur dat de leningen als bodemloze put moeten worden aangemerkt.

Rente van 4,25% is zakelijk De rechtbank acht de overeengekomen rente van 10% echter onzakelijk hoog. Op basis van verschillende marktonderzoeken naar vastgoedfinanciering in 2014-2015 concludeert de rechtbank dat senior financiering tegen aanzienlijk lagere rentepercentages beschikbaar was. De verschillende rapporten geven rentepercentages tot maximaal 4,25% weer. De rechtbank oordeelt dat een rente van 4,25% op de leningen nog als zakelijk is te beschouwen en het meerdere als onzakelijke rente moet worden aangemerkt. Het door de bv overgelegde transfer pricing-rapport overtuigt niet, omdat de gekozen benchmark van obligaties van voornamelijk banken niet representatief is voor vastgoedfinanciering.

Verkapte dividenduitkeringen Het deel van de rentebetalingen boven 4,25% kwalificeert als verkapte dividenduitkering. De rechtbank past de dubbele bewustheidseis toe: zowel de bv als haar aandeelhouders moeten zich bewust zijn geweest van de bevoordeling. Door het grote verschil tussen 4,25% en 10% hadden partijen zich volgens de rechtbank bewust moeten zijn van de bevoordeling. Dat een transfer pricing-deskundige 10% rente als zakelijk had beoordeeld doet daar niet aan af. De onttrekkingen hebben plaatsgevonden uit de agioreserve van de bv. De rechtbank vernietigt wel de vergrijpboetes omdat de inspecteur niet overtuigend heeft bewezen dat sprake is van opzet of grove schuld. Transfer pricing-problematiek is complex en de bv had deskundigen ingeschakeld.

Bron: Rb. Noord-Holland 24-12-2024 (gepubl. 25-06-2025).

Rechtbank kent te lage vergoeding immateriële schade toe
Gepubliceerd op: Thursday June 26, 2025

Rechtbank Amsterdam heeft aan belanghebbende een vergoeding van immateriële schade toegekend van € 1.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase. Daarbij is de rechtbank ervan uitgegaan dat de overschrijding bijna één jaar bedraagt. In cassatie klaagt belanghebbende met succes hierover. Het bezwaarschrift is namelijk op 11 augustus 2020 ingediend en de rechtbank heeft op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan. Dit betekent dat de redelijke termijn is overschreden met een jaar en twaalf dagen, afgerond naar boven dus met dertien maanden. Hierbij hoort een vergoeding van € 1.500. De Hoge Raad kent dit bedrag alsnog toe aan belanghebbende. (Cassatieberoep gegrond.)


Feiten 2.1. Belanghebbende heeft bij de Rechtbank betoogd dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep is overschreden en dat hij daarom recht heeft op vergoeding van immateriële schade.

2.2. De Rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift op 11 augustus 2020 door de heffingsambtenaar van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (hierna: de heffingsambtenaar) is ontvangen en dat de Rechtbank op 23 augustus 2023 uitspraak doet op het beroep van belanghebbende, zodat de termijn van twee jaar die voor de behandeling van het bezwaar en beroep als redelijk wordt aangemerkt, is overschreden. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de redelijke termijn met bijna een jaar is overschreden, en heeft op grond daarvan aan belanghebbende een vergoeding van immateriële schade toegekend van € 1.000.

Geschil 2.3. Het tweede middel richt zich tegen dit oordeel van de Rechtbank met het betoog dat de werkelijke overschrijding van de redelijke termijn een jaar en twaalf dagen bedraagt.

Rechtsoverwegingen 2.4. De Rechtbank is bij haar oordeel terecht ervan uitgegaan dat een termijn van meer dan twee jaar in beginsel niet redelijk is voor de afdoening van het bezwaar en de berechting van de zaak in eerste aanleg. Daarbij moet worden gerekend vanaf het tijdstip van indiening van het bezwaarschrift tot de datum waarop uitspraak door de rechter in eerste aanleg wordt gedaan. Gelet hierop is, anders dan de Rechtbank heeft vastgesteld, de redelijke termijn in dit geval overschreden met een jaar en twaalf dagen, afgerond naar boven dus met dertien maanden. Het middel slaagt.

2.5. De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.6. Uit het hetgeen hiervoor in 2.4 is overwogen, volgt dat de bestreden uitspraak van de Rechtbank op het verzet niet in stand kan blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. Met de geconstateerde termijnoverschrijding van dertien maanden, naar boven afgerond op anderhalf jaar, correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 1.500. De uitspraak op bezwaar is gedaan op 30 juli 2021, dat is afgerond 12 maanden na de indiening van het bezwaarschrift, zodat van de termijnoverschrijding een periode van afgerond 6 maanden, dat is 6/13e deel, toerekenbaar is aan de bezwaarfase. De heffingsambtenaar moet van de schadevergoeding van € 1.500 daarom 6/13e deel, dat is € 692, betalen. Het restant van de termijnoverschrijding (7/13e deel) wordt toegerekend aan de beroepsfase, zodat € 808 moet worden betaald door de Staat. (Cassatieberoep gegrond.)

Bron: Beroepschrift in cassatie bij HR 23/03858.

Gevolgen val kabinet voor Belastingplan 2026
Gepubliceerd op: Thursday June 26, 2025

Staatssecretaris van Oostenbruggen informeert de Eerste en de Tweede Kamer over de gevolgen van de val van het kabinet voor het Belastingplan 2026.


Door de val van het kabinet en het verkiezingsreces van de Tweede Kamer is het oorspronkelijke tijdpad niet meer haalbaar. De staatssecretaris stelt voor om het pakket vóór het reces schriftelijk te behandelen en de plenaire behandeling en stemming ná de verkiezingen te laten plaatsvinden.

Inhoud Belastingplan 2026 Ondanks de demissionaire status heeft het kabinet acht wetsvoorstellen voorbereid. Het streven is inwerkingtreding per 1 januari 2026.

  1. Belastingplan 2026 Onder meer opgenomen zijn verbeteringen in de schenk- en erfbelasting, uitbreiding van de fietsregeling en het structureel maken van de drempelvrijstelling voor de regeling vervroegd uittreden (RVU). Daarnaast zijn er voorstellen voor fiscale verduurzaming en aanpassing van autobelastingen.

  2. Behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport Op verzoek van de Tweede Kamer wordt het verlaagde tarief gehandhaafd. Financiering vindt plaats via het beperken van de inflatiecorrectie in de inkomstenbelasting.

  3. Differentiatie vliegbelasting naar afstand Deze maatregel moet per 2027 ingaan, maar vereist voorbereiding vanaf 2026. Daarom is tijdige goedkeuring via dit pakket nodig.

  4. Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht Past artikel 66a AWR aan zodat belastingplichtigen hun fiscale dossier kunnen inzien op een manier die uitvoerbaar is voor de Belastingdienst.

  5. Tweede wijziging Wet minimumbelasting 2024 Implementeert aanvullende OESO-richtsnoeren en brengt enkele technische verbeteringen aan in de bestaande wetgeving.

  6. Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling (DAC9) Vermindert administratieve lasten voor multinationals door centrale informatieaangifte mogelijk te maken. Deze richtlijn moet per 1 januari 2026 zijn geïmplementeerd.

  7. Aanpassing Wet milieubeheer (CBAM) Richt zich op operationalisering van het Europese Carbon Border Adjustment Mechanism, dat CO₂-heffingen oplegt aan geïmporteerde producten om koolstoflekkage te voorkomen.

  8. Overige fiscale maatregelen Technisch onderhoud van het belastingstelsel, waaronder aanpassingen aan pensioenregelingen en verduidelijkingen rond groen beleggen.

Gevolgen voor uitvoering Voor een tijdige uitvoering moeten fiscale parameters al medio november 2025 vastliggen. Dit geldt o.a. voor:

  • Voorlopige aanslagen inkomstenbelasting: selectie en berekening starten in november. Veranderingen na die datum kunnen pas bij de definitieve aanslag in 2027 worden gecorrigeerd.

  • Loonheffingen: definitieve parameters moeten uiterlijk 1 december 2025 bij softwareleveranciers zijn aangeleverd.

  • Motorrijtuigenbelasting (MRB): wijzigingen moeten vóór 14 november 2025 bekend zijn; anders pas toepasbaar per 1 juli 2026.

  • Invorderingsrente: parameterwijzigingen na 14 november kunnen eveneens pas per juli 2026 ingaan.

Amendementen: oproep tot zorgvuldigheid De staatssecretaris benadrukt het belang van een zorgvuldige wetsvorming, iets wat vaak ontbreekt bij snelle amendementen. Omdat amendementen niet altijd de nodige uitvoeringstoetsen doorlopen, vraagt hij Kamerleden om terughoudendheid. De amendementenservice van het ministerie blijft beschikbaar ter ondersteuning.

Arrest Hoge Raad: liquidatieverliesregeling Een arrest van de Hoge Raad van 21 maart 2025 over de liquidatieverliesregeling leidt tot een eenmalige derving van € 840 miljoen en structureel € 65 miljoen per jaar. Onderzoek naar mogelijke compensatie loopt, en hierover wordt de Kamer geïnformeerd bij de Miljoenennota 2025.

Bron: MvF, 20-06-2025.

Belastingrente bij navorderingsaanslagen Zvw vernietigd wegens onduidelijk aangiftebiljet en strijd met evenredigheidsbeginsel
Gepubliceerd op: Thursday June 26, 2025

Belanghebbende die lijfrente-uitkeringen zonder loonheffing in verkeerde rubriek aangeeft, krijgt terecht navorderingsaanslagen Zvw maar belastingrente wordt vernietigd wegens strijd met evenredigheidsbeginsel.


Een man heeft als bestuurder en enig aandeelhouder van een bv jaarlijks € 24.000 aan lijfrente-uitkeringen ontvangen waarop geen loonheffing is ingehouden. In zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2018 tot en met 2021 heeft hij deze inkomsten aangegeven in de rubriek 'Pensioen en andere uitkeringen' bij 'Lijfrente-uitkering of afkoopsom'. Door deze keuze heeft het aangifteprogramma ten onrechte geconcludeerd dat geen bijdrage Zvw verschuldigd was, terwijl dit wel het geval was indien de inkomsten in de rubriek 'Uitkeringen zonder loonheffing' waren aangegeven. De inspecteur heeft vervolgens navorderingsaanslagen Zvw opgelegd voor 2018 tot en met 2021, waarbij ook belastingrente in rekening is gebracht. Het geschil betreft de vraag of deze aanslagen en belastingrente terecht zijn opgelegd.

Beroep op vertrouwensbeginsel faalt Belanghebbende heeft zich beroepen op het vertrouwensbeginsel, stellende dat hij in 1999 met de inspecteur een afspraak heeft gemaakt dat de bv geen loonheffingen hoeft in te houden en hij kan volstaan met het aangeven van de lijfrente-uitkeringen. Gerechtshof Den Haag oordeelt dat dit beroep faalt omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inspecteur uitlatingen heeft gedaan waaruit is af te leiden dat geen navorderingsaanslagen Zvw zouden worden opgelegd. Het hof wijst erop dat de afspraak in 1999 is gemaakt terwijl de Zvw pas in 2006 is ingevoerd, waardoor niet valt in te zien hoe de afspraak vertrouwen kan wekken ten aanzien van bijdragen die pas vanaf 2006 worden geheven.

Belastingrente vernietigd wegens strijd evenredigheidsbeginsel Het hof oordeelt dat belanghebbende met de selectie van de rubriek 'Lijfrente-uitkering of afkoopsom' een begrijpelijke keuze heeft gemaakt, aangezien dit de enige rubriek is die specifiek lijfrente-uitkeringen benoemt. De toelichting bij de aangifte geeft geen indicatie dat deze rubriek niet gebruikt kan worden voor lijfrente-uitkeringen waarop geen loonheffing is ingehouden. Hoewel in een andere paragraaf wordt vermeld dat lijfrente-uitkeringen zonder loonheffing onder 'Uitkeringen zonder loonheffing' vallen, mag van de gemiddelde belastingplichtige niet worden verwacht dat hij zekerheidshalve van iedere inkomstencategorie de toelichting gaat lezen om eventuele inconsistenties te achterhalen. Het hof concludeert dat belanghebbende zijn inkomen volledig en met alle relevante gegevens heeft aangegeven, maar dit in de verkeerde rubriek heeft gedaan als gevolg van een door de Belastingdienst voor meerderlei uitleg vatbaar opgesteld aangiftebiljet. Dat hierdoor belastingrente is geheven, acht het hof in strijd met het evenredigheidsbeginsel.

Bron: Hof Den Haag 03-06-2025 (gepubl. 23-06-2025).

Verzuim door bore-out vervijfvoudigd: opvallende stijging sinds 2021
Gepubliceerd op: Thursday June 26, 2025

Het aantal verzuimdagen door bore-out is in vier jaar tijd explosief gestegen. Uit een recente analyse van Arbo Unie blijkt dat het verzuim als gevolg van cognitieve onderbelasting – de term die bedrijfsartsen hanteren voor bore-out – in 2024 maar liefst vijfeneenhalf keer zo hoog ligt als in 2021.


Sterkere toename dan burn-out Waar het aantal verzuimdagen door burn-out in dezelfde periode met 28% toenam, is de stijging bij bore-out dus veel forser. Vooral in 2024 is de toename opvallend: het aantal verzuimgevallen door bore-out verdubbelde ten opzichte van 2023 en het aantal verzuimdagen nam zelfs met een factor 2,5 toe. Opvallend is dat de meeste gevallen van bore-out in het vierde kwartaal van het jaar worden geregistreerd.

Wat is bore-out? Bore-out ontstaat wanneer medewerkers langdurig te weinig uitdaging of voldoening ervaren in hun werk. Volgens bedrijfsartsen van Arbo Unie gaat het om stress door verveling, routinematig werk, of het gevoel dat talenten onbenut blijven. Dit kan leiden tot psychische klachten en uiteindelijk tot langdurig verzuim.

Preventie en herstel: het belang van het gesprek Corné Roelen, bedrijfsarts bij Arbo Unie en bijzonder hoogleraar bedrijfsgeneeskunde, benadrukt het belang van tijdig ingrijpen: “Als je maar lang genoeg dingen doet die je niet leuk vindt, komen klachten vanzelf. Het is de vraag of dat een ziekte is. Mensen moeten dan eigen keuzes maken.” Hij pleit ervoor dat werkgevers en werknemers samen bespreken welke werkfactoren bijdragen aan de klachten, zodat de werkbelasting kan worden aangepast aan de behoeften van de medewerker.

Jan van den Hoogen, strategisch arbeids- & organisatiekundige bij Arbo Unie, ziet vooral risico’s bij jonge werknemers in de zakelijke dienstverlening: “Wanneer zij langdurig relatief eenvoudige werkzaamheden uitvoeren, ligt bore-out op de loer. Het ontbreken van inhoudelijke uitdaging verdubbelt zelfs de kans op verloop. Juist die uitdaging is een belangrijke bron van energie.”

Advies voor werkgevers Werkgevers doen er goed aan alert te zijn op signalen van bore-out, vooral bij medewerkers die weinig uitdaging ervaren. Door tijdig het gesprek aan te gaan en taken af te stemmen op de talenten en ambities van medewerkers, kan langdurig verzuim worden voorkomen en blijft het werk voor iedereen inspirerend en zinvol.

Bron: Arbo Unie.

Afschaffing fiscale faciliteiten groen beleggen heeft grote gevolgen voor groene investeringen
Gepubliceerd op: Wednesday June 25, 2025

Het kabinet erkent dat het afschaffen van fiscale voordelen voor groen beleggen ingrijpende gevolgen heeft voor de financiering van duurzame projecten in Nederland.


Uit de nadere analyse van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) blijkt dat het vermogen dat spaarders en beleggers in groenfondsen inleggen per direct fors daalt en per 1 januari 2027 zelfs naar nul gaat. Hierdoor is vanuit deze regeling vrijwel geen groen geld meer beschikbaar voor de financiering van nieuwe innovatieve, risicovolle groene projecten. Dit kan betekenen dat veel van deze investeringen door ondernemers en maatschappelijke organisaties niet worden gedaan of minder innovatief en duurzaam worden uitgevoerd. De Regeling groenprojecten kan dan niet meer bijdragen aan relevante beleidsdoelen op het gebied van duurzaamheid, zoals stikstofreductie, energietransitie en circulaire economie, met name in de landbouw, industrie en bouw.

Verlies van investeringen en kennis De analyse laat zien dat circa 1.250 investeringen met een totaal projectvermogen van rond € 1,6 miljard niet meer onder de Regeling groenprojecten kunnen worden behandeld. De hefboomwerking van de regeling was groot: elke euro aan overheidsondersteuning leidde tot circa €32 aan duurzame investeringen. Met het verdwijnen van de fiscale faciliteiten valt deze stimulans grotendeels weg. Ook dreigt verlies van specialistische kennis bij groenbanken en -fondsen, omdat hun activiteiten zullen krimpen. Dit kan de financierbaarheid van complexe duurzame projecten verder bemoeilijken.

Onzekerheid en alternatieven De plotselinge beleidswijziging wordt door banken en experts ervaren als een signaal van onbetrouwbaarheid van de overheid. De staatssecretaris onderstreept het belang van duidelijkheid en consistentie in het klimaatbeleid, mede om het vertrouwen van burgers en financiële instellingen te behouden. Er zijn andere fiscale regelingen en subsidies, zoals MIA/VAMIL, maar deze kunnen het wegvallen van de Regeling groenprojecten niet volledig opvangen. De verwachting is dat private investeringen in groene projecten aanzienlijk zullen afnemen. Periodieke rapportage over de gevolgen is mogelijk, maar het huidige kabinet is niet van plan de afschaffing te heroverwegen. Het is aan een volgend kabinet om eventueel nieuwe maatregelen te nemen.

Bron: MvF 18-06-2025.

Prejudiciële vragen over wijziging partnerverdeling box 3 na collectieve uitspraak massaal bezwaar
Gepubliceerd op: Wednesday June 25, 2025

De rechtbank Den Haag vraagt de Hoge Raad of fiscaal partners na een collectieve uitspraak in de massaalbezwaarprocedure box 3 nog hun onderlinge verdeling van de grondslag sparen en beleggen mogen wijzigen, nu de gevolgen van die uitspraak pas later duidelijk worden.


Een man en zijn partner hebben in hun aangifte inkomstenbelasting 2017 een verdeling van de grondslag sparen en beleggen gekozen. Nadat hun aanslagen onherroepelijk zijn geworden, volgt het Kerstarrest van de Hoge Raad en krijgen zij via de massaalbezwaarprocedure rechtsherstel. Pas bij de cijfermatige uitwerking van dit rechtsherstel blijkt welke verdeling voor hen het meest gunstig is. Op dat moment willen zij de verdeling aanpassen, maar volgens de letter van de wet kan dat niet meer omdat hun aanslagen al onherroepelijk vaststaan. De inspecteur wijst hun verzoek tot wijziging af. Het geschil draait om de vraag of partners in deze situatie alsnog de verdeling mogen wijzigen.

Beperking wijzigingsmogelijkheid na collectieve uitspraak De rechtbank constateert dat volgens de tekst van art. 2.17, vierde lid, Wet IB 2001, wijziging van de partnerverdeling niet meer mogelijk is zodra beide aanslagen onherroepelijk zijn. Bij een collectieve uitspraak in de massaalbezwaarprocedure gebeurt dit vaak voordat belastingplichtigen weten welke verdeling het gunstigst is, omdat de cijfermatige uitwerking pas later volgt. De rechtbank signaleert dat dit slecht aansluit bij het doel van de wet, namelijk partners tot het laatst mogelijke moment een optimale verdeling laten kiezen. In de parlementaire behandeling is deze situatie niet voorzien.

Twijfel over uitleg wet en prejudiciële vragen Omdat de wet mogelijk niet voorziet in deze situatie en er veel procedures lopen over het rechtsherstel box 3, legt de rechtbank Den Haag prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voor. De centrale vragen zijn of partners na een collectieve uitspraak hun verdeling alsnog mogen wijzigen als de gevolgen van die uitspraak pas later duidelijk worden, en zo ja, tot wanneer dat mag. De rechtbank houdt de zaak aan in afwachting van het antwoord van de Hoge Raad.

Bron: Rb Den Haag 27-05-25 (gepubl. 18-06-25).

Afschrijvingsbeperking gebouwen geldt ook voor zonnepanelen woningcorporatie
Gepubliceerd op: Tuesday June 24, 2025

De afschrijvingsbeperking voor gebouwen is terecht toegepast op de investering in zonnepanelen door een woningcorporatie. De zonnepanelen zijn volgens het hof onderdeel van of aanhorigheid bij de gebouwen en kwalificeren niet als zelfstandig bedrijfsmiddel.


Een woningcorporatie investeert in 2016 ruim een miljoen euro in niet-geïntegreerde zonnepanelen op de daken van haar huurwoningen en appartementsgebouwen. De zonnepanelen worden op bestaande daken gemonteerd en aangesloten op het elektriciteitssysteem van de gebouwen. In de aangifte vennootschapsbelasting activeert de woningcorporatie de investering als onderdeel van de boekwaarde van de gebouwen en past daarbij de afschrijvingsbeperking toe. In bezwaar stelt de woningcorporatie dat de zonnepanelen als afzonderlijk bedrijfsmiddel moeten worden gezien, zodat daarop apart en onbeperkt kan worden afgeschreven. De inspecteur wijst dit af. De rechtbank volgt het standpunt van de inspecteur en verklaart het beroep van de woningcorporatie ongegrond.

Zonnepanelen zijn onroerend en onderdeel van het gebouw Het hof oordeelt dat de zonnepanelen naar civielrechtelijke maatstaven onroerend zijn, omdat zij duurzaam met de gebouwen zijn verenigd en bestemd zijn om daar te blijven. De technische mogelijkheid tot verplaatsing doet daar niet aan af. De zonnepanelen zijn functioneel en technisch een eenheid met het gebouw en dragen bij aan de energievoorziening ervan. Daarmee zijn de zonnepanelen onderdeel van het gebouw geworden  in de zin van art. 3.30a, lid 2, Wet IB 2001. Ook als zou worden geoordeeld dat de opgewekte stroom niet uitsluitend voor het gebouw wordt gebruikt, kwalificeren de zonnepanelen als aanhorigheid bij het gebouw.

Werktuigenvrijstelling niet van toepassing Het hof verwerpt het beroep op de werktuigenvrijstelling. Volgens de parlementaire toelichting geldt deze vrijstelling alleen voor werktuigen die in hoofdzaak dienstbaar zijn aan het productieproces in het gebouw. Het opwekken van energie met zonnepanelen wordt niet als zodanig productieproces gezien. De afschrijvingsbeperking is daarom terecht toegepast en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

Bron: Hof Den Bosch 14-05-25 (gepubl. 13-06-25).

Geen fiscale eenheid omzetbelasting en geen aftrek voor certificaathouder zonder stemrecht
Gepubliceerd op: Monday June 23, 2025

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een bv geen fiscale eenheid vormt voor de btw met haar dochtervennootschappen en geen recht heeft op aftrek van voorbelasting, omdat de managementdiensten om niet zijn verricht en de leningverstrekking is vrijgesteld.


Een bv wordt in april 2018 opgericht om financiering aan te trekken voor een beleggingsproduct door het uitgeven van certificaten van aandelen. De bv verkrijgt certificaten in een andere bv en leent vanaf medio 2018 geld uit aan deze vennootschap, waarvoor zij rente ontvangt. In augustus 2019 vraagt de bv samen met twee andere vennootschappen om een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. De inspecteur wijst dit af, omdat er volgens hem geen sprake is van financiële verwevenheid tussen de bv en de andere vennootschappen. De bv voert aan dat zij via managementactiviteiten en het verstrekken van financiering wel degelijk verweven is met de andere partijen.

Geen fiscale eenheid zonder stemrecht Het hof oordeelt dat de bv in 2018 alleen certificaten van aandelen bezit, terwijl de stemrechten bij de bestuurders van de administratiekantoren liggen. Hierdoor is er geen financiële verwevenheid: de zeggenschap over de aandelen en het recht op de inkomsten uit de aandelen zijn niet in dezelfde handen. Dit betekent dat de bv geen fiscale eenheid voor de omzetbelasting kan vormen met de andere vennootschappen.

Geen recht op aftrek voorbelasting Omdat er geen fiscale eenheid is, beoordeelt het hof of de bv zelfstandig recht heeft op aftrek van voorbelasting. De activiteiten van de bv in 2018 bestaan uit het verstrekken van leningen (vrijgesteld van btw), het verrichten van managementdiensten (waarvoor geen vergoeding is bedongen en geen facturen zijn uitgereikt) en het aantrekken van financiering door uitgifte van certificaten (geen btw-belaste prestatie). Het hof concludeert dat de bv geen belaste prestaties verricht en dus geen recht heeft op aftrek van voorbelasting.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden, 03-06-2025.

Schending verdedigingsbeginsel vanwege ontbreken gelegenheid om gehoord te worden
Gepubliceerd op: Monday June 23, 2025

Volgens de Hoge Raad is er sprake van schending van het verdedigingsbeginsel omdat niet expliciet de gelegenheid is gegeven om gehoord te worden.


Een bv verricht reclamediensten voor Zwitserse AG’s. Bij de facturering is geen omzetbelasting in rekening gebracht. In 2005 is een boekenonderzoek ingesteld. Op 17 januari 2006 heeft een bespreking plaatsgevonden over het voornemen van de Belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting op te leggen. Op 31 januari 2006 heeft de Belastingdienst een groot aantal vragen gesteld. Bij brieven van 9 en 16 februari 2006 heeft belanghebbende informatie verstrekt. Bij brief van 22 februari 2006 heeft de inspecteur medegedeeld dat de door de bv verrichte reclamediensten in Nederland plaatsvinden en heeft hij dit standpunt toegelicht. De bijlage bij deze brief bevat een cijfermatig overzicht van de alsnog verschuldigde omzetbelasting. Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2023/1783) heeft geoordeeld dat geen sprake is van een beperking van het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel.

Tijdig en expliciet De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. Het verdedigingsbeginsel houdt in dat de inspecteur degene tot wie dat besluit is gericht de gelegenheid moet bieden zijn standpunt naar behoren kenbaar te maken voordat dat besluit wordt genomen. Dit brengt mee dat de inspecteur die het voornemen heeft opgevat een bepaalde naheffingsaanslag in de omzetbelasting op te leggen, de bv tijdig en expliciet, dat wil zeggen in niet mis te verstane bewoordingen, van de voorgenomen naheffingsaanslag op de hoogte moet stellen, onder voldoende nauwkeurige vermelding van de elementen die hij aan die naheffingsaanslag ten grondslag wil leggen. In het onderhavige geval is dat niet geschied. De inspecteur heeft dus het verdedigingsbeginsel geschonden. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat het besluitvormingsproces van de inspecteur een andere afloop had kunnen hebben en dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd.

Bron: HR, 13-06-2025.

 

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat