- Alphen aan den Rijn

- Amsterdam

- 's Hertogenbosch

Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Nieuws en actualiteiten

Wet rechtsherstel box 3 niet van toepassing bij hoger voordeel
Gepubliceerd op: Thursday December 11, 2025

Hof Den Haag oordeelt dat het voordeel uit sparen en beleggen moet worden berekend met toepassing van artikel 5.2 Wet IB 2001, ook al is het te betalen belastingbedrag door een lagere vrijstelling voor buitenlands voordeel per saldo hoger dan bij toepassing van de Wet rechtsherstel box 3.


Een vrouw heeft over 2019 aangifte ib/pvv gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 77.522 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 37.909. De grondslag sparen en beleggen bedraagt € 1.787.410 en bestaat uit bank- en spaarrekeningen, beleggingen en onroerende zaken in het buitenland. De aanslag is conform de aangifte opgelegd. De inkomstenbelasting over het belastbare inkomen uit sparen en beleggen bedraagt € 11.372, maar met inachtneming van € 8.025 aan aftrek elders belast inkomen is dit op de aanslag verminderd tot € 3.347. De vrouw verzoekt het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen te bepalen met inachtneming van de Wet rechtsherstel box 3. Volgens die wet bedraagt het belastbare inkomen uit sparen en beleggen € 42.808 en de daarover verschuldigde inkomstenbelasting € 12.842. Met inachtneming van € 10.421 aan aftrek elders belast inkomen bedraagt de verschuldigde inkomstenbelasting € 2.421. Het geschil betreft de vraag of het belastbare inkomen uit sparen en beleggen en de voorkoming van dubbele belasting moet worden bepaald met inachtneming van de Wet rechtsherstel box 3.

Wet rechtsherstel alleen bij lager voordeel Het hof oordeelt dat toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 op grond van artikel 1 lid 3 van die wet uitsluitend openstaat voor gevallen waarin dit tot een lager voordeel uit sparen en beleggen leidt. Daarvan is geen sprake, omdat het voordeel volgens artikel 5.2 Wet IB 2001 € 37.909 bedraagt en volgens de Wet rechtsherstel box 3 € 42.808. Uit de systematiek van de inkomstenbelasting in samenhang met de belastingverdragen volgt dat eerst het belastbare inkomen uit sparen en beleggen wordt bepaald aan de hand van de toepasselijke nationale wetgeving. Vervolgens verleent Nederland een vrijstelling voor de belasting op inkomensbestanddelen die aan het buitenland zijn toegewezen. De belastingverdragen verplichten Nederland niet tot het in aanmerking nemen van een hoger voordeel uit sparen en beleggen en het verlenen van een hogere vrijstelling. De rendementsgrondslag in het buitenland kan dus niet buiten beschouwing worden gelaten bij de berekening. De mengvorm die de vrouw bepleit, waarbij voor verschillende vermogensbestanddelen de oude of nieuwe berekeningsmethode wordt toegepast, is in strijd met de systematiek van de Wet IB 2001 en de Wet rechtsherstel box 3. Het hof bekrachtigt de uitspraak van de rechtbank.

Bron: Hof Den Haag 16-10-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:2400
Wet: art. 1 en art. 3 Wet rechtsherstel box 3 en art. 5.2 Wet IB 2001

Box 3: termijnverlenging nadere motivering bezwaren en verzoeken
Gepubliceerd op: Thursday December 11, 2025

De termijn om het bezwaar of verzoek box 3 nader te motiveren door het formulier Opgaaf werkelijk rendement in te dienen bedraagt 12 weken. Naar aanleiding van vragen en signalen van meerdere fiscaal dienstverleners heeft de Belastingdienst besloten om de indieningstermijn voor fiscaal dienstverleners te verlengen tot 1 mei 2026.


De Belastingdienst heeft brieven verzonden met het verzoek om ingediende bezwaarschriften en verzoeken nader toe te lichten door het formulier Opgaaf werkelijk rendement in te vullen en in te sturen. Deze brieven zijn verstuurd aan alle belastingplichtigen die een bezwaarschrift of verzoek met betrekking tot box 3 hebben ingediend en in aanmerking komen voor aanvullend rechtsherstel.

Nieuwe termijn De termijn om een ingediend bezwaar en verzoek nader te motiveren is verlengd tot 1 mei 2026. De Belastingdienst verzoekt om niet voor alle bezwaarschriften en verzoeken te wachten tot deze datum, maar om de formulieren in te dienen als deze gereed zijn. Op die manier kunnen de bezwaarschriften en verzoeken zo snel mogelijk behandeld worden.

Voor wie geldt de nieuwe termijn? De verlengde indieningstermijn geldt voor situaties waarbij het bezwaar of verzoek door een fiscaal dienstverlener of professioneel rechtsbijstandsverlener is ingediend, of die zich inmiddels als gemachtigde heeft gesteld.

Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners 08-12-2025, ‘Box 3: termijnverlenging nadere motivering bezwaren en verzoeken
Wet: art. 5.2 Wet IB 2001

Staatsobligaties en VvE aandeel gelden in box 3 als overige bezittingen
Gepubliceerd op: Wednesday December 10, 2025

Hof Den Haag oordeelt dat staatsobligaties en een VvE-aandeel als overige bezittingen kwalificeren. Het lagere fictieve rendement voor bank- en spaartegoeden is daarom niet van toepassing.


Een belastingplichtige krijgt voor 2019 een aanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een inkomen uit sparen en beleggen van € 88.342 op basis van het Besluit rechtsherstel box 3. Tot zijn vermogen behoren negatief renderende buitenlandse staatsobligaties ter waarde van ruim € 1 miljoen en een aandeel in een VvE ter waarde van € 4.405. De inspecteur past op beide vermogensbestanddelen het rendement voor overige bezittingen toe van 5,59%. De man stelt dat dit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Hij meent dat staatsobligaties en banktegoeden qua risicoprofiel en rendement vergelijkbaar zijn. Het is volgens hem disproportioneel dat aan staatsobligaties een fictief rendement van 5,59% wordt toegekend, terwijl het fictief rendement op banktegoeden slechts 0,08% bedraagt. Voor het VvE-aandeel geldt volgens de man dat dit als banktegoed moet worden aangemerkt omdat de VvE fiscaal transparant is. De man vraagt om verlaging van het inkomen uit sparen en beleggen tot € 32.049. Het werkelijk behaalde rendement is hoger dan het forfaitaire rendement volgens de Herstelwet.

Geen gelijke gevallen tussen obligaties en banktegoeden Hof Den Haag oordeelt dat op de staatsobligaties en het VvE-aandeel niet hetzelfde fictieve rendement mag worden toegepast als op banktegoeden, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. Het houden van banktegoeden en het beleggen in obligaties zijn geen gelijke gevallen. Voor banktegoeden gelden andere wettelijke regels dan voor obligaties, welke regels mede van invloed zijn op het risicoprofiel en het rendement. Er is daarom geen sprake van verboden discriminatie tussen spaarders en beleggers in staatsobligaties. Hetzelfde geldt voor het VvE-aandeel. Ook hiervoor gelden andere wettelijke regels dan voor banktegoeden. Uit het arrest van de Hoge Raad van 6 juni 2024 volgt bovendien dat een VvE-aandeel als overige bezitting moet worden aangemerkt.

Geen schending gelijkheidsbeginsel De box 3-heffing leidt tot een schending van het gelijkheidsbeginsel bij iedere heffing naar een voordeel dat hoger is dan het werkelijke rendement. Dat is bij de man niet het geval, aangezien hij in 2019 een werkelijk rendement heeft behaald dat uitstijgt boven het forfaitair rendement volgens de Herstelwet. De aanslag is niet te hoog vastgesteld. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Bron: Hof Den Haag 16-10-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:2401
Wet: art. 5.2 Wet IB 2001

Antwoord op veelgestelde vragen tijdens Intermediairdagen Belastingdienst 2025
Gepubliceerd op: Wednesday December 10, 2025

De Belastingdienst heeft antwoorden op de meestgestelde vragen tijdens de Intermediairdagen gepubliceerd.


Inkomstenbelasting Eén van de veelgestelde vragen ging over de bijtelling voor het privégebruik van de fiets. In het nieuwe Belastingplan is er namelijk geen automatische koppeling meer tussen woon-werkverkeer en de bijtelling voor privégebruik. Kortom: als je je fiets voor woon-werkverkeer gebruikt, geldt niet meer automatisch een bijtelling voor privégebruik. Eén van de vragen was of er dan ook geen bijtelling meer geldt voor privé als je je fiets niet gebruikt voor woon-werkverkeer. Bijvoorbeeld als je vanuit een kantoor aan huis werkt en hierdoor geen woon-werkverkeer hebt.
Het antwoord hierop is dat er nog steeds een bijtelling van 7 procent geldt als je de fiets kán gebruiken voor andere privédoeleinden. Ook al heb je geen woon-werkverkeer. Er geldt alleen géén bijtelling als de fiets in minder dan 10 procent van de gevallen bij je woon- of verblijfadres staat.

Box 3 Ook over box 3 waren vragen van fiscaal dienstverleners. Eén van de vragen ging over de indieningstermijn van het formulier ‘Opgaaf Werkelijk Rendement’ als de aanslag nog moet worden opgelegd. Op sommige brieven van klanten stond namelijk een termijn van 12 weken, op andere een termijn van 26 weken.
Het klopt dat er verschillen zijn in indieningstermijn. Welke termijn geldt, hangt af van wie de aangifte destijds heeft ingediend: de belastingplichtige zelf of de fiscaal dienstverlener.

  • In het eerste geval geldt een termijn van 12 weken, ook als de belastingplichtige inmiddels een fiscaal dienstverlener heeft.

  • In het tweede geval geldt een ruimere termijn van 26 weken, onder andere omdat fiscaal dienstverleners vaak meerdere klanten hebben en mogelijk informatie moeten opvragen bij hun klanten. Om te voorkomen dat fiscaal dienstverleners in tijdnood komen, biedt de Belastingdienst hen meer tijd.

Herziening van btw op kostbare investeringen Als ondernemer mag je de btw die je betaalt over investeringen terugvragen als de kosten zijn gemaakt voor btw-belaste omzet. Vanaf 1 januari 2026 geldt er een herzieningsperiode van 5 jaar op investeringsdiensten vanaf 30.000 euro. Voorbeelden hiervan zijn schilderwerk, dakrenovaties en verbouwingen. Eén van de vragen hierover was: Stel dat een aannemersbedrijf in 2026 verschillende opdrachten krijgt. Hoe moeten de opdrachtgevers dan omgaan met de aftrek van voorbelasting?
De herziening houdt in dat de aftrek van voorbelasting bij de opdrachtgever niet meer meteen vaststaat. Maar dat de aftrek van voorbelasting na het jaar van ingebruikname – vaak het moment waarop de dienst wordt afgerond – nog vier jaar wordt gevolgd. Dit wordt de ‘herzieningsperiode’ genoemd. In die periode moet je elk jaar nagaan of de aftrek van voorbelasting nog klopt met het daadwerkelijke gebruik voor belaste en vrijgestelde prestaties in dat jaar. Verschilt de aftrek voor dat jaar meer dan 10 procent van de oorspronkelijke aftrek? Dan moet je dit aangeven in je btw-aangifte.

Auto Ook de youngtimer-regeling kwam aan bod. Veel professionals vroegen zich af of er veranderingen zijn in deze regeling. Met ingang van 1 januari 2026 wordt de minimumleeftijd voor zogenaamde “youngtimers” met één jaar verhoogd van 15 naar 16 jaar. Vanaf 2027 wordt deze leeftijdsgrens nog verder opgehoogd: uitsluitend auto’s van 25 jaar en ouder vallen dan nog onder deze regeling. Concreet betekent dit dat de bijtelling voor het privégebruik van de youngtimer 35% van de waarde in het economische verkeer bedraagt.

Handhaving arbeidsrelaties Tot slot kwamen veel adviseurs met vragen over het werken met ZZP’ers. Waaronder: hoe handhaaft de Belastingdienst vanaf 2026 op schijnzelfstandigheid?
Vanaf 1 januari 2026 vervalt de ‘zachte landing’. Dat betekent dat de Belastingdienst weer boetes kan opleggen als opdrachtgevers met schijnzelfstandigen werken. Ook start de Belastingdienst niet meer per definitie met een bedrijfsbezoek en boekenonderzoek van het meest recente aangiftetijdvak voor het beoordelen van schijnzelfstandigheid.
Voor correcties over het kalenderjaar 2025 geldt de zachte landing nog wél en kan de Belastingdienst dus géén boetes opleggen. Wel kan de Belastingdienst met terugwerkende kracht corrigeren tot 1 januari 2025. Over de periode vóór 1 januari 2025 kan de Belastingdienst alleen corrigeren als er sprake is van kwaadwillendheid of als een eerdere waarschuwing niet voldoende is opgevolgd. Dit kan tot maximaal vijf jaar terug.
Vanaf 11 december zijn alle kennissessies online terug te kijken.

Bron: Belastingdienst 08-12-2025 ‘Antwoord op veelgestelde vragen tijdens de Intermediairdagen Belastingdienst 2025

Werk-productieplan MKB 2025-2
Gepubliceerd op: Tuesday December 09, 2025

De Belastingdienst heeft het Werk-/Productieplan MKB gepubliceerd.


De doelgroep mkb blijft groeien en bestaat in 2025 uit zo’n 3,7 miljoen entiteiten die zeer divers zijn.
Het rapport beschrijft de handhavingsaanpak en gaat in op ontwikkelingen in wet- en regelgeving (box 3, DAC7, beoordeling arbeidsrelaties, massaal bezwaar belastingrente).
Ook technologische ontwikkelingen worden genoemd. De inzet van AI raakt op steeds meer plekken de werkzaamheden van de Belastingdienst. Ook burgers en bedrijven maken gebruik van diensten zoals ChatGPT om vragen te stellen, informatie op te zoeken en hen bijvoorbeeld te helpen bij het opstellen van bezwaren en brieven.

Bron: MvF 04-12-2025 ‘Werk-productieplan MKB 2025-2

Nota nav verslag Belastingplan 2026 naar Eerste Kamer
Gepubliceerd op: Tuesday December 09, 2025

Staatssecretaris Heijnen  biedt de Eerste Kamer de nota naar aanleiding van het verslag aan bij het Belastingplan 2026.


Het betreft de volgende onderwerpen:

  • Inkomensbeleid

  • Maatregelen lucratiefbelangregeling

  • Aanpassingen box 3

  • Reparatie box 3-tegenbewijsregeling voor obligaties en andere kortlopende vermogensbestanddelen

  • Aanpassingen groen beleggen

  • Akkoord ‘Gezond naar het pensioen’

  • Versoberen ETK-regeling

  • Fiscale normering markt voor voertuigen (incl. youngtimer-amendement)

  • Tariefkorting elektrische personenauto’s

  • Ophoging en afschaffing heffingsplafond belasting op leidingwater

  • Hervormingen afvalstoffenbelasting

  • Aanpassingen CO₂-heffing industrie

  • Belastingvermindering energiebelasting

  • Aanpassing zuiveldefinitie

  • Verlengen accijnskorting op brandstof

  • Aangenomen amendement Grinwis c.s. (Box 3 en Wet Hillen)

  • Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Toeslagen en Douane

BronL MvF 05-12-2025, nr.2025-0000602595

Belastingdienst blijft systemen met privacyrisico’s nog even gebruiken
Gepubliceerd op: Monday December 08, 2025

Het gaat om de systemen Informatiesjabloon en de Klantbeeld Toezicht Applicatie. De Belastingdienst heeft op 16 oktober 2025 plannen van aanpak voor deze uitfasering bij de AP ingediend.


Het plan van aanpak beschrijft dat op diverse onderdelen mitigerende maatregelen zijn genomen. Rekening houdend met de volle IT-portfolio is volledige vervanging door Inzicht naar verwachting in 2028 gerealiseerd. Eind 2027 is circa 80% van de huidige KTA gebruikers overgestapt naar de applicatie Inzicht en resteren circa 2.000 gebruikers die in 2028 de overstap maken.
Met betrekking tot het plan voor uitfasering van Informatiesjabloon, geeft de AP aan zich te kunnen vinden in de planning voor het uitfaseren van Informatiesjabloon voor zover het binnen de Belastingdienst wordt gebruikt; de planning hiervoor is om Informatiesjabloon vanaf medio 2027 niet meer te gebruiken. Voor het uitfaseren van Informatiesjabloon voor zover het de externe gegevensverstrekking (op basis van wet- en regelgeving en convenanten aan andere overheden en samenwerkingsverbanden) betreft, gaat de planning uit van eind 2027. De AP verzoekt de Belastingdienst om na te gaan of deze termijn kan worden verkort.
De drie overige systemen die nu nog in gebruik zijn bij de Belastingdienst, te weten GRUFF, Inforay Selectie Module OB (SMOB) en Invorderings Hulp Programma (IHP) worden in 2026 uitgefaseerd. In de tussentijd worden mitigerende maatregelen genomen voor GRUFF en IHP om de persoonsgegevens in deze systemen beter te beschermen.

Monitor Fiscaal Dienstverleners Voor het handhaven en het bijbehorende toezichtsproces op Fiscaal Dienstverleners gebruikt de Belastingdienst de FD-monitor. In het Schriftelijk Overleg over het RAM-rapport dat op 26 mei jl. is vastgesteld, is gemeld dat de FD-monitor nog niet volledig aantoonbaar voldoet aan de wettelijke vereisten. Omdat nog niet aan die eisen wordt voldaan, is de beheersmaatregel genomen om de FD-monitor tot nader order niet te gebruiken voor de aanpak (handhaving en toezicht) van niet-compliante Fiscaal Dienstverleners. De FD-monitor wordt nog steeds gebruikt voor dienstverlenende activiteiten, zijnde gesprekken door accountmanagers en relatiebeheerders met FD-kantoren. De FD-monitor kan mogelijk in het vierde kwartaal van 2026 weer volledig ingezet worden in de handhaving.

Algoritmeregister In 2025 zal de Belastingdienst van alle algoritmen met een hoge impact, die voldoen aan de publicatiecriteria, beschrijvingen publiceren in het algoritmeregister van zowel de Nederlandse overheid, als van de Belastingdienst zelf. Voor alle nieuw te ontwikkelen c.q. in te zetten algoritmen – die beantwoorden aan de publicatiecriteria – is een proces ingericht, teneinde deze algoritmen beschreven te krijgen en de beschrijvingen te publiceren in het algoritmeregister.

Bron: MvF 03-12-2025, nr, 2025-0000599431

Belastingen hervormen en economie versterken
Gepubliceerd op: Thursday December 04, 2025

D66 en CDA willen de belastingen hervormen. Het afbouwen van de hypotheekrenteaftrek hoort daarbij. Dat staat in de plannen die dinsdag gepresenteerd zijn.


Het doel is een eenvoudiger, transparanter en rechtvaardiger belastingstelsel, waarin arbeid minder zwaar wordt belast en vermogen en vervuiling relatief zwaarder. Dat moet de arbeidsparticipatie en concurrentiekracht ondersteunen, maar ook de lange termijn houdbaarheid van de overheidsfinanciën verbeteren.​ De partijen zetten op het verminderen van inkomensafhankelijke regelingen en fiscale uitzonderingen, en het periodiek opschonen van weinig effectieve of verstorende fiscale regelingen.
Specifiek voor woningmarkt en huishoudens willen D66 en CDA de eigenwoningregelingen moderniseren, waaronder de hypotheekrenteaftrek. De hypotheekrenteaftrek wordt geleidelijk verder afgebouwd, met als doel de verstorende effecten op de woningmarkt en de ongelijkheid tussen huurders en kopers te verminderen.
Ook de autobelastingen worden genoemd. Betalen voor gebruik, niet voor bezit. Elektrisch rijden moet fiscaal aantrekkelijk blijven en het gebruik van deelauto’s, fiets en ov gestimuleerd.

Innovatieve economie De ambitie is een concurrerende, innovatieve economie waarin bedrijven – van mkb tot grote ondernemingen – kunnen investeren in verduurzaming, digitalisering en groei onder stabiele spelregels. De partijen willen het gelijke speelveld in Europa bewaken met een stabiel vennootschapsbelastingtarief en voorspelbaar beleid, zodat Nederland aantrekkelijk blijft als vestigingsland, maar zonder nieuwe fiscale race naar de bodem.
Publieke R&D-uitgaven gaan omhoog richting minimaal 1% van het bbp, als onderdeel van het 3%-doel voor totale (publiek + privaat) innovatie-investeringen. Concreet wordt de WBSO uitgebreid, onder meer voor ontwikkeling van AI en andere sleuteltechnologieën, blijven de Innovatiebox en energie-/milieu-investeringsregelingen in stand maar worden zij geïntegreerd tot één robuuste investeringsregeling. Daarnaast komt er een strategisch industriebeleid voor sectoren als hightech-maakindustrie, groene chemie, energie, water, AI en agri-food, waarbij publiek geld gericht wordt ingezet om koploperschap en strategische autonomie te versterken.
Voor financiering richten de partijen een Nationale Investeringsinstantie op, gebouwd op Invest-NL, Invest International en RVO-instrumentarium, die met substantieel startkapitaal risicodragende financiering biedt voor verduurzaming van industrie, opschaling van duurzame energie en innovatieve bedrijven (TRL 4–8). Het Nationaal Groeifonds wordt doorgezet voor vroege-fase-innovaties. Aanvullend worden fiscale prikkels in box 3 voorgesteld (zoals een faciliteit naar voorbeeld van de win-winformule) om particuliere investeringen in het mkb te stimuleren en worden de fiscale voordelen voor groen sparen en beleggen hersteld. Toegang tot krediet voor mkb, startups en scale-ups wordt verbeterd via uitbreiding en modernisering van de BMKB-regeling en een actieve inzet om meer Europese cofinanciering (IPCEI, Chips Act) naar Nederland te halen.
De nationale CO₂-heffing voor industrie wordt afgeschaft om een gelijk Europees speelveld te creëren, in combinatie met substantiële verlaging van elektriciteitskosten voor energie-intensieve bedrijven. In ruil daarvoor worden stevige maatwerkafspraken gemaakt over tempo en omvang van verduurzaming, met nadruk op elektrificatie, groene waterstof, CCS op de Noordzee, clustering in aangewezen industrie- en havenclusters en een duidelijk ruimtelijk-economisch perspectief.
De komende dagen gaan leiders van andere partijen langs bij de informateur.

Bron: Kamerstukken II 2025/26, 36848, nr. 16

Wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2026 aangenomen door Eerste Kamer
Gepubliceerd op: Thursday December 04, 2025

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2026 aangenomen.


Het voorstel bevat de volgende maatregelen:

  • codificatie van de uitzendregeling in de eigenwoningregeling;

  • maatregelen op lijfrentegebied;

  • technische maatregelen op pensioengebied;

  • wijziging kwalificerende buitenlandse belastingplichtige;

  • samenloop werkkostenregeling en aftrekbeperking voor gemengde kosten;

  • aanpassing bezwaarmogelijkheid niet verrekende belasting in de vennootschapsbelasting;

  • correctiemaatregel uitspraak Hoge Raad (HR) in de omzetbelasting;

  • wijziging van de kleineondernemersregeling btw;

  • bezwaar en beroep tegen een voldoening van nihil in de omzetbelasting;

  • uitbreiding verlaagde btw-tarief met radiofarmaceutica;

  • technische wijzigingen Wet belastingen op milieugrondslag;

  • wijzingen in de Algemene douanewet;

  • verduidelijking pleegkindbegrip voor toeslagen;

  • aanpassing ANBI-regeling in verband met invoering portal voor de publicatieverplichting en portal voor het toezicht;

  • uitbetaling aanspraak toeslagen na matiging terugvordering;

  • creëren wettelijke basis uitstel van betaling zonder invorderingsrente bij geruisloze inbreng in een bv/nv t.b.v. een in het buitenland woonachtige aandeelhouder;

  • tegengaan misstanden in de uitzendsector;

  • herstel grondslag motorrijtuigenbelasting;

  • herstel samenhang motorrijtuigenbelasting en provinciale opcenten;

  • nabestaandenregeling compensatie selectie aan de poort;

Bron: EK 02-12-2025, nr. 36.735

Gevolgen aangenomen amendementen pakket Belastingplan 2026
Gepubliceerd op: Wednesday December 03, 2025

Minister Heinen en staatssecretaris Heijnen sturen de Tweede en Eerste Kamer een brief over de aangenomen amendementen op het pakket Belastingplan 2026, de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst en budgettaire gevolgen.


Het amendement met de grootste budgettaire impact is het amendement Grinwis met betrekking tot box 3. Dit geeft in 2026 en 2027 een budgettaire derving van € 1,2 miljard. Daarnaast werkt dit amendement door op de wetsbehandeling box 3. Mocht de invoering van de Wet werkelijk rendement box 3 verdere vertraging oplopen, dan kost dit als gevolg van het amendement € 2,4 miljard in plaats van de eerder genoemde € 1,2 miljard.

Brandstofaccijnzen Het amendement-Grinwis (36812-32) beperkt de eerder voorgestelde verlaging van de accijnzen op benzine, diesel en LPG, waardoor deze accijnzen in 2026 minder dalen dan in het oorspronkelijke Belastingplan was voorzien. De beoogde inzet van CBAM-inkomsten wordt verlegd naar het voorkomen van bezuinigingen op het openbaar vervoer. Het amendement is uitvoerbaar voor de Belastingdienst per 1 januari 2026.

Box 3 en eigen woning Amendement 36812-47 (Grinwis, Stoffer, Vermeer) draait de voorgestelde versobering in box 3 terug: het hogere forfait voor overige bezittingen gaat niet door en het heffingvrije vermogen wordt juist volledig geïndexeerd, waardoor dit hoger uitkomt dan in het oorspronkelijke plan. Als tegenmaatregel wordt de afbouw van de Wet Hillen versneld, waardoor de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld eerder volledig verdwijnt en eigenwoningbezitters met (nagenoeg) afgeloste hypotheek de komende jaren relatief meer belasting over hun woning gaan betalen. De planning voor invoering per 1 januari 2028 is haalbaar als het momenteel bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel uiterlijk 15 maart 2026 is aangenomen door de Tweede Kamer. In die planning past ook een voortvarende behandeling in de Eerste Kamer. Het amendement is uitvoerbaar per 1 januari 2026, als wordt geaccepteerd dat de Belastingdienst de massaal opgelegde eerste voorlopige aanslagen inkomstenbelasting berekent met de parameterwaarden voor belastingjaar 2026 zoals die bekend zijn op 14 november. Optredende verschillen worden verrekend in de definitieve-aanslagregeling.

EIA/MIA en WBSO Met amendement 36812-50 (Stultiens) wordt de energie-investeringsaftrek (EIA) en milieu-investeringsaftrek (MIA) per onderneming begrensd tot de winst van dat jaar; niet-benutte aftrek kan worden doorgeschoven, waarmee specifieke structuren worden tegengegaan maar de regelingen complexer worden en het fiscale voordeel later kan intreden of vervallen. Het amendement is uitvoerbaar met dien verstande dat dit amendement ertoe leidt dat de beschikbare ruimte voor systeemwijzigingen in de keten Inkomensheffingen per 2029 verder wordt beperkt waardoor er minder of geen ruimte is voor andere systeemwijzigingen.
Amendement 36812-73 (Van Dijk, Grinwis) zorgt voor een eenmalige indexatie van de WBSO-schijfgrens, zodat het verhoogde percentage voor speur- en ontwikkelingswerk op een iets groter deel van de loonsom kan worden toegepast, wat vooral MKB en starters relatief helpt. De maatregel is uitvoerbaar per 1 januari 2026 voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2026

Autobelastingen (EV-korting en youngtimer) Amendement 36812-102 / 36813-9 (Grinwis, Oosterhuis) verlengt de korting op de bijtelling voor emissievrije auto’s twee jaar, met 18% in 2026 en 20% in 2027 voor de eerste €30.000 cataloguswaarde, waarna vanaf 2028 weer 22% geldt. Ter compensatie wordt de youngtimerregeling aangescherpt: de leeftijdsgrens gaat in 2026 van 15 naar 16 jaar en in 2027 verder naar 25 jaar, zodat auto’s tussen deze leeftijden langer onder de reguliere bijtellingssystematiek vallen. Dit amendement is uitvoerbaar per 1 januari 2026, als wordt geaccepteerd dat de Belastingdienst de massaal opgelegde eerste voorlopige aanslagen inkomstenbelasting berekent met de parameterwaarden voor belastingjaar 2026 zoals die bekend zijn op 14 november 2025. Optredende verschillen worden verrekend in de definitieve aanslagregeling.

Lucratiefbelang en Aof-premie Amendement 36812-109 (Van Eijk, Van Dijk, Hoogeveen) stelt de invoering van de multiplier in de lucratiefbelangregeling uit naar 1 januari 2028, zodat de grondslagverbreding voor middellijk gehouden lucratieve belangen later ingaat. Ter uitvoering wordt de Aof-premie voor werkgevers in 2026 en 2027 beperkt verhoogd, via een ministeriële regeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het amendement is voor de Belastingdienst uitvoerbaar per 1 januari 2028.

Fondsen voor gemene rekening Amendement 36813-10 (Van Eijk) breidt het tijdelijke overgangsrecht voor fondsen voor gemene rekening uit naar alle fondsen die op of na 1 januari 2025 zijn opgericht, zodat zij kunnen kiezen tussen transparante of niet-transparante behandelingDit creëert ongelijke behandeling met oudere, niet-transparante fondsen en brengt aanzienlijke uitvoerings- en handhavingsrisico’s mee, met name bij grote en dynamische beleggersgroepen. De Belastingdienst zal bezien hoe uitvoering zal worden gegeven aan het amendement. Daarbij wordt een uitvoeringstoets opgesteld, waarin voornoemde risico’s en overige uitvoeringsgevolgen zo goed mogelijk in beeld worden gebracht.

Vliegbelasting kleine vliegtuigen en ETS2 Amendement 36815-13 (Stultiens, Kröger, Teunissen) introduceert per 1 januari 2030 een apart, hoog tarief in de vliegbelasting voor passagiers op vluchten met vliegtuigen tot en met 19 zitplaatsen, met een afstandsafhankelijke tariefstructuur, om de relatief hoge externe kosten van dergelijke vluchten te beprijzen. De brief meldt daarnaast dat ETS2 (het tweede Europese emissiehandelssysteem voor onder meer gebouwde omgeving en wegvervoer) een jaar wordt uitgesteld naar 2028, wat inhoudt dat de invoering van de extra CO₂-beprijzing later plaatsvindt en de nationale begroting moet worden aangepast aan lagere ETS2-inkomsten in de tussenliggende jaren. Het amendement kent een aantal aandachtspunten met betrekking tot de uitvoerbaarheid voor zowel de Belastingdienst als de luchthavenexploitanten.

Bron: MvF 01-12-2025, nr. 2025-0000596877

 

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat