- Alphen aan den Rijn

- Amsterdam

- 's Hertogenbosch

Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Nieuws en actualiteiten

Handreiking Wijziging deelnemer fiscale eenheid geactualiseerd
Gepubliceerd op: Thursday October 16, 2025

De Belastingdienst heeft de Handreiking Wijziging deelnemer fiscale eenheid geactualiseerd.


In de bijlage van de vaststelling van een FE OB staat dat een wijziging schriftelijk moet worden doorgegeven. Dit is ook in het belang van alle deelnemers aan de FE OB, want:

  • een uittredende (rechts)persoon uit een FE OB blijft hoofdelijk aansprakelijk voor de omzetbelastingschulden van de FE OB, tot het moment van melding bij de inspecteur

  • de (rechts)personen in de FE OB blijven hoofdelijk aansprakelijk voor de omzetbelastingschulden van de uitgetreden (rechts)persoon, tot het moment van melding aan de inspecteur

Na de melding blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid gelden voor de omzetbelastingschulden die betrekking hebben op de periode vóór de melding bij de inspecteur. Het afmelden heeft dus enkel effect op de aansprakelijkheid voor schulden die zijn gemaakt na het uittreden uit de FE OB. De inspecteur houdt bij bovenstaande de datum aan waarop de melding bij de Belastingdienst binnenkomt.

Let op! Zolang de wijziging niet schriftelijk wordt doorgegeven aan de inspecteur, blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid bestaan. Als de Belastingdienst zelf een wijziging vaststelt, wordt de dagtekening van de beschikking als datum aangehouden.

Bron: Belastingdienst 13-10-2025 ‘Handreiking Wijziging deelnemer fiscale eenheid’.

Loonkosten per gewerkt uur 6 procent hoger in 2024
Gepubliceerd op: Thursday October 16, 2025

De loonkosten per gewerkt uur in Nederland zijn in 2024 met 6 procent gestegen, van 42,5 euro per uur in 2023 naar 45,0 euro per uur in 2024. Dit meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op grond van voorlopige cijfers.


Deze stijging is iets minder groot dan die in 2023, toen de loonkosten met 6,8 procent toenamen. De toename in loonkosten is niet in alle sectoren even sterk. Vooral in de sector verhuur en overige zakelijke diensten stegen de loonkosten fors: met 9,9 procent, mede doordat in deze sector het totaal aantal gewerkte uren flink afnam. Ook sectoren als landbouw, bosbouw en visserij (+8,5 procent) en openbaar bestuur en overheidsdiensten (+7,2 procent) zagen bovengemiddelde stijgingen. In de financiële dienstverlening bleef de toename het kleinst met slechts 2,7 procent.

Hogere CAO-lonen In alle bedrijfstakken stegen de loonkosten per gewerkt uur. Zo waren ook in de horeca en de zorg aanzienlijke stijgingen zichtbaar, evenals in handel, industrie, bouwnijverheid en andere diensten. De verschillen hangen onder meer samen met het afgenomen aantal gewerkte uren, hogere cao-lonen en veranderingen in de werknemerspopulatie. Zo zorgt een groeiend aandeel oudere werknemers en mensen met een hoger opleidingsniveau voor hogere gemiddelde loonkosten. Het zogenaamde structuureffect (verandering in de samenstelling van het personeelsbestand) was in 2024 0,4 procentpunt: er waren naar verhouding meer werknemers met relatief hoge loonkosten dan een jaar eerder. Gecorrigeerd voor dit effect komt de ‘zuivere’ loonkostenstijging — de prijs van arbeid — op 5,5 procent.

Over de periode 2014-2024 zijn de loonkosten per gewerkt uur totaal met 35,1 procent gestegen. De sector openbaar bestuur en overheidsdiensten kende de grootste stijging in tien jaar tijd (+44,8 procent), gevolgd door informatie en communicatie (+41,8 procent) en de gezondheidszorg (+37,1 procent). De kleinste stijging werd geregistreerd in de verhuur en handel van onroerend goed (+26,2 procent). In de meeste sectoren steeg de prijs van arbeid nagenoeg gelijk op met het totaal, wat wijst op een relatief beperkte invloed van de veranderingen in werknemerssamenstelling; het grootste structuureffect deed zich voor in landbouw, bosbouw en visserij, met meer oudere en hoger opgeleide werknemers.

Bron: CBS 15-10-2025, ‘Loonkosten per gewerkt uur 6 procent hoger in 2024’.

Terugvorderen Tozo door gemeenten verschilt
Gepubliceerd op: Wednesday October 15, 2025

Tijdens de coronapandemie konden zelfstandig ondernemers inkomensondersteuning krijgen via de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Ongeveer 24.000 ondernemers maakten gebruik van de Tozo-lening voor bedrijfskapitaal, in totaal goed voor € 291 miljoen.


Inmiddels is 51,2% van het uitgeleende bedrag (€ 149 miljoen) daadwerkelijk terugontvangen. Dit schrijft de minister van SZW in het Gemeentenieuws van SZW 2025-5.

Grote verschillen tussen gemeenten Volgens schattingen van gemeenten wordt verwacht dat uiteindelijk tussen de 65% en 70% van de verstrekte leningen wordt terugbetaald. Er zijn aanzienlijke verschillen in het terugvorderingspercentage tussen gemeenten. Gemeenten die relatief veel leningen hebben uitgezet, innen gemiddeld een lager percentage dan gemeenten die minder leningen hebben verstrekt. Dit kan deels worden verklaard door verschillen in werkwijze en intensiteit van de terugvordering.

Het bedrijfskapitaal Tozo werd als rentedragende lening verstrekt, met duidelijke voorwaarden rond terugbetaling. Gemeenten hebben zich daarbij verbonden inspanningen te verrichten om de bedrijfskredieten terug en in te vorderen als niet aan de betalingsverplichtingen wordt voldaan. Het is van belang om zelfstandig ondernemers te ondersteunen bij de afbetaling waar dit nodig is. Het is echter ook van belang dat zelfstandig ondernemers de betalingsverplichtingen nakomen zodra dit vereist en mogelijk is. Beïnvloeding van markt en concurrentiepositie van ondernemers moet immers worden voorkomen schrijft de minister. Waar nodig bieden gemeenten hulp bij afbetaling en kan een betalingsregeling worden afgesproken, met als doel betalingsproblemen of faillissement te voorkomen. Indien noodzakelijk kan een vordering nog minstens vijf jaar na het opeisbaar stellen van de lening worden geïnd.

Het streven is dat gemeenten terugvorderingen op een rechtvaardige en zoveel mogelijk gelijke manier afhandelen. Het ministerie van SZW doet daarom opnieuw een dringend beroep op gemeenten om zich maximaal in te spannen om de openstaande vorderingen alsnog te innen.

Bron: SZW 13-10-2025.

Verlaagd tarief overdrachtsbelasting niet bij sloop en nieuwbouw
Gepubliceerd op: Wednesday October 15, 2025

Wie na aankoop een woning sloopt om een nieuwe woning te bouwen, kan geen gebruikmaken van het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting.


Twee particulieren kopen in december 2022 een perceel waarop een verouderd dubbel woonhuis staat. In de koopovereenkomst is vastgelegd dat zij de woning willen slopen en op het perceel een nieuwe woning zullen bouwen. Na de overdracht wordt de bestaande woning inderdaad gesloopt en start de nieuwbouw. Over de aankoop wordt 8% overdrachtsbelasting voldaan. De kopers menen dat het verlaagde tarief van 2% geldt, omdat zij de nieuw te bouwen woning als hoofdverblijf zullen gebruiken. De inspecteur wijst het bezwaar af.

Geen hoofdverblijf in de verkregen woning Rechtbank Gelderland stelt voorop dat overdrachtsbelasting een tijdstipbelasting is. Beslissend is de situatie op het moment van de verkrijging. Op dat moment staat er nog een oude woning, maar vaststaat dat de kopers daarin niet zullen gaan wonen. Omdat de verkregen woning gesloopt zal worden, is niet voldaan aan het hoofdverblijfcriterium van art. 14, tweede lid, Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBRV). Volgens de rechtbank is de wettekst duidelijk: het 2%-tarief geldt alleen als de verkregen woning daadwerkelijk als hoofdverblijf wordt gebruikt. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever een uitzondering heeft willen maken voor gevallen waarin de woning na aankoop wordt gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Dat de aanhorigheden, het riool en de hemelwaterafvoer behouden blijven, verandert dat niet. Het beroep is ongegrond.

Bron: Rb. Gelderland, 01-10-2025.

Opleggen vergrijpboete ook mogelijk zonder correcte uitnodiging tot aangifte
Gepubliceerd op: Tuesday October 14, 2025

De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur onder voorwaarden een vergrijpboete kan opleggen bij navorderingsaanslagen, ook wanneer de belastingplichtige niet (correct) is uitgenodigd tot het doen van aangifte.


Een man ontvangt voor 2017 en 2018 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen op basis van door hem verstrekte aangiftegegevens. Later stelt de inspecteur via onderzoek vast dat te weinig resultaat uit overige werkzaamheden is aangegeven en legt navorderingsaanslagen op, inclusief vergrijpboeten van 50% van het nagevorderde bedrag. De inspecteur meent dat er sprake is van voorwaardelijk opzet. Voor het hof is het punt in geschil of correct en passend is gehandeld bij het opleggen van de vergrijpboete; het hof oordeelt dat de inspecteur niet heeft aangetoond dat de man correct is uitgenodigd tot het doen van aangifte, en vernietigt de boete. De inspecteur gaat in cassatie.

Onderscheid tussen boetebepalingen De Hoge Raad maakt duidelijk verschil tussen artikel 67d, lid 1, AWR en artikel 67e, lid 1, AWR. Voor een vergrijpboete wegens niet (opzettelijk) doen van aangifte op basis van artikel 67d is vereist dat eerst een correcte uitnodiging en aanmaning is verstuurd. Artikel 67e heeft echter een ruimere reikwijdte: hier kan ook een boete worden opgelegd wanneer opzet of grove schuld tot een te lage aanslag heeft geleid, zelfs zónder correcte uitnodiging tot aangifte of aanmaning. Dit betekent dus dat het ontbreken van een correcte uitnodiging niet automatisch betekent dat geen vergrijpboete kan worden opgelegd bij navordering.

Herbeoordeling door hof Omdat het hof niet het juiste wettelijke onderscheid heeft gemaakt en uitging van een te strikte eis uit het arrest van 2022 bij de toepassing van art. 67e AWR, vernietigt de Hoge Raad het oordeel over de boeten en verwijst het geschil terug naar het hof ‘s-Hertogenbosch voor herbeoordeling.

Bron: HR, 10-10-2025.

Hoge Raad ziet instapvergoeding niet als no cure no pay, WHpkv niet van toepassing
Gepubliceerd op: Tuesday October 14, 2025

Betalen van een instapvergoeding van € 750 per auto betekent dat het bedrijfsmodel van een gemachtigde niet kwalificeert als no cure no pay, waardoor de WHpkv niet van toepassing is bij proceskostenvergoeding.


Een man procedeert over een bpm-geschil. Eerder heeft de Hoge Raad bij tussenarrest van 6 juni 2025 (ECLI:NL:HR:2025:862) al beslist dat de inspecteur moet worden veroordeeld in de proceskosten voor de bezwaar- en hoger beroepsfase. Nu ligt alleen nog de omvang van de proceskostenvergoeding in cassatie ter beoordeling. De Hoge Raad heeft de man verzocht om nadere gegevens te verstrekken. Het gaat hierbij om gegevens waaruit blijkt dat zijn zaak een bijzonder geval vormt als bedoeld in het arrest van 17 januari 2025 (ECLI:NL:HR:2025:46). De man, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft bij bericht van 6 juni 2025 van die gelegenheid gebruikgemaakt. Het geschil betreft de vraag of de proceskostenvergoeding berekend moet worden met toepassing van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm (WHpkv) of niet.

Geen no cure no pay bij instapvergoeding De Hoge Raad heeft op 26 september 2025 in negen soortgelijke zaken geoordeeld dat de betrokken belanghebbenden erin zijn geslaagd buiten redelijke twijfel te bewijzen dat het bedrijfsmodel van de gemachtigde, beoordeeld naar de situatie op het moment waarop beroep in cassatie is ingesteld in het jaar 2024, niet het kenmerk heeft van optreden op basis van no cure no pay. Met voldoende gegevens is onderbouwd dat deze gemachtigde in het jaar 2024 voor elke op te starten procedure een instapvergoeding van € 750 exclusief omzetbelasting per betrokken auto in rekening brengt, ongeacht de uitkomst van die procedure. Een instapvergoeding van € 750 exclusief omzetbelasting per betrokken auto is niet dusdanig laag dat kan worden gesproken van rechtsbijstandverlening op een grondslag die in wezen overeenkomt met rechtsbijstandverlening op basis van no cure no pay.

Dit betekent dat de man erin is geslaagd te bewijzen dat zijn geval is aan te merken als een bijzonder geval als bedoeld in het arrest van 17 januari 2025. De Hoge Raad berekent de vergoeding van de proceskosten van deze cassatieprocedure daarom zonder inachtneming van de WHpkv. De Hoge Raad kondigt aan dat met betrekking tot volgende beslissingen over de omvang van de vergoeding van kosten van rechtsbijstand in elke andere door deze gemachtigde in het jaar 2024 bij de Hoge Raad aanhangig gemaakte procedure over de bpm waarin wordt gesteld dat sprake is van een bijzonder geval, ervan zal worden uitgegaan dat de gemachtigde niet werkt op basis van no cure no pay.

Bron: HR 10-10-2025.

Pensioenuitkeringen buitenlandse oud-apotheker terecht belast in Nederland
Gepubliceerd op: Monday October 13, 2025

Nederland mag de pensioenuitkeringen van een oud-apotheker uit België belasten; het hof verlaagt de belastingrente voor 2019 door een onzorgvuldigheid van de inspecteur.


Een oud-apotheker woont sinds 1993 in België. Hij ontvangt AOW en pensioenuitkeringen van een Nederlands pensioenfonds en van een polis bij Nationale-Nederlanden. Over de jaren 2016 tot en met 2019 legt de inspecteur navorderingsaanslagen ib op en brengt belastingrente in rekening. De Belgische fiscus belast de uitkeringen slechts deels. De discussie gaat over het recht van Nederland om de uitkeringen van Nationale-Nederlanden te belasten en of de premies destijds fiscaal gefacilieerd waren. Ook speelt de vraag of er te veel belastingrente voor 2019 is gerekend, omdat de inspecteur een brief met alle gegevens van de man heeft genegeerd.

Pensioen mag in Nederland worden belast Het hof oordeelt dat de inspecteur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het pensioen bij Nationale-Nederlanden als een werkgeverspensioen is opgebouwd. Dit blijkt uit het polisblad en de wijze waarop Nationale-Nederlanden de uitkeringen behandelt. Fiscale facilitering in de opbouwfase wordt aangenomen, waardoor Nederland mag belasten. De man heeft niet met bewijsstukken kunnen onderbouwen dat hij de premies nooit fiscaal heeft kunnen aftrekken. Het beroep op het niet-aftrekken door gebrek aan fiscale ruimte wordt onvoldoende onderbouwd. Het hof verklaart het hoger beroep hierover ongegrond.

Onzorgvuldigheid inspecteur aanleiding tot lagere rente Voor het jaar 2019 stuurt de oud-apotheker een brief met alle benodigde gegevens, omdat hij als buitenlands belastingplichtige niet makkelijk elektronisch aangifte kan doen. De inspecteur doet met deze brief niets en legt pas veel later een aanslag op. Het hof vindt dat de inspecteur hiermee het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden. Het hof verlaagt daarom de berekende belastingrente voor 2019.

Bron: Hof Den Bosch, 30-07-2025.

Geen dienstbetrekking tussen transportbedrijf en chauffeurs via Cypriotisch payrollbedrijf
Gepubliceerd op: Friday October 10, 2025

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat chauffeurs die via een Cypriotische payrollvennootschap werkzaam zijn voor een Nederlands transportbedrijf, niet in dienstbetrekking staan tot het Nederlandse bedrijf. 


Een Nederlandse transport-bv schakelt vanaf april 2013 chauffeurs in via een Cypriotisch payrollbedrijf. Deze chauffeurs hebben formeel arbeidsovereenkomsten met dat bedrijf, dat hun salarissen uitbetaalt nadat de transport-bv de factuur heeft voldaan. De inspecteur vindt echter dat sprake is van een schijnconstructie: feitelijk stuurt de transport-bv de chauffeurs aan, beslist over hun werk en betaalt hun loon. Daarom legt hij naheffingsaanslagen loonheffingen en boeten op over 2013 tot en met 2017. De rechtbank Gelderland volgt dit deels, maar het hof moet in hoger beroep opnieuw oordelen.

Geen arbeidsovereenkomst met transport-bv Het hof oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat sprake is van een dienstbetrekking tussen de chauffeurs en de transport-bv. Dat de arbeidsovereenkomsten met het Cypriotische bedrijf summier zijn, doet daar niet aan af. Het hof acht het aannemelijk dat de chauffeurs op payrollbasis aan de bv ter beschikking zijn gesteld. Dat de transport-bv de chauffeurs aanstuurt en beslissingen neemt over hun inzet, past bij de aard van payrolling. De verplichting om loon te betalen rust op het Cypriotische bedrijf, niet op de transport-bv. Het hof vernietigt alle naheffingsaanslagen loonheffingen, alsmede de beschikkingen belastingrente en boeten.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden, 23-09-2025.

NHG-grens stijgt naar € 470.000, afsluitpremie blijft 0,4%
Gepubliceerd op: Friday October 10, 2025

In een Kamerbrief informeert minister Keijzer over de aanpassing van de NHG-grens, de betaalbaarheidsgrens en de recente ontwikkelingen van het Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen (NFBK).


Per 1 januari 2026 wordt de NHG-grens verhoogd van € 450.000 naar € 470.000, zodat een hypotheek met Nationale Hypotheek Garantie (NHG) toegankelijk blijft voor veel woningkopers. Voor hypotheken met extra energiebesparende voorzieningen ligt de kostengrens 6% hoger, op € 498.200. Vanaf 2026 geldt één NHG-grens voor alle type woningen, waardoor ook woonwagens en standplaatsen onder dezelfde regeling vallen. De aparte grens voor woonwagens (€ 172.000) en standplaatsen (€ 61.000) vervalt; hiermee wordt het eenvoudiger en efficiënter om een NHG-hypotheek af te sluiten voor deze groepen.

De betaalbaarheidsgrens voor koopwoningen in 2026 wordt vastgesteld op € 420.000. Sinds 2023 is deze grens losgekoppeld van de NHG-grens en wordt hij jaarlijks geïndexeerd op basis van de consumentenprijsindex (CPI). Een herijking liet zien dat indexatie met CPI goed aansluit op de leencapaciteit van huishoudens met een inkomen tot tweemaal modaal. Deze methode biedt stabiliteit aan de bouwopgave en voorkomt dat de grens te ver af komt te staan van de reële financiële mogelijkheden van huishoudens.

Bouw woningen Het Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen (NFBK) is begin 2025 gestart met een eerste tranche, waarvoor ruim € 11 miljoen is aangevraagd voor de bouw van 280 woningen. Dit zal 280 tot 560 starters helpen bij de aankoop van hun eerste koopwoning. De volgende tranche start op 20 oktober 2025 met een bedrag van € 29 miljoen. Uit analyse blijkt dat de marktaandacht voor uitbreiding van het NFBK door private partijen nu gering is, onder meer door het ontbreken van voorspelbare rendementen en complexiteit van regelgeving. Private investeringen zijn voorlopig lastig, waardoor uitbreiding vooral uit publieke middelen moet komen.

De minister waarschuwt tenslotte voor mogelijke prijsopdrijving bij verdere uitbreiding van het NFBK. Wel is het voordeel dat meer starters een koopwoning kunnen vinden, maar groei van het fonds moet steeds worden afgewogen tegen de risico’s en het budgettaire plafond. Tot half 2026 zal het fondsbudget waarschijnlijk volledig benut zijn en kunnen daarna ‘dallende jaren’ ontstaan waarin geen nieuwe tranches mogelijk zijn. De minister blijft zich inzetten voor een toegankelijke markt van betaalbare koopwoningen via indexatie, NHG-aanpassingen en het NFBK.

Bron: Ministerie VRO 8-20-2025.

Geen eigenwoningvrijstelling schenkbelasting bij kruislingse schenking ‘jubelton’
Gepubliceerd op: Wednesday October 08, 2025

Belanghebbende en zijn zus hebben ieder een schenking van € 100.000 ontvangen van hun moeder C. De dag erna hebben zij ieder een schenking van € 100.000 ontvangen van A. De vier kinderen van A hebben ieder een schenking van € 50.000 ontvangen van C. Belanghebbende heeft beide schenkingen gebruikt voor een aflossing op zijn eigenwoningschuld. Voor beide schenkingen heeft hij aanspraak gemaakt op de jubeltonvrijstelling in de schenkbelasting. De inspecteur en de feitenrechters hebben die aanspraak niet gehonoreerd.


De Hoge Raad stelt voorop dat de jubeltonvrijstelling tot maximaal € 100.000 per schenker geldt. Dat brengt mee dat die vrijstelling niet kan worden toegepast als een kind een schenking ontvangt van een derde (niet-ouder), maar die schenking voor de toepassing van de SW moet worden aangemerkt als een schenking door zijn ouder, die hem al eerder een schenking van € 100.000 heeft gedaan. Of een (samenstel van) rechtshandeling(en) is aan te merken als schenking, moet in beginsel naar civielrechtelijke maatstaven worden beoordeeld. Ook als civielrechtelijk geen sprake is van een gift van de ouder kan echter op grond van fraus legis voor de toepassing van de SW toch sprake zijn van een schenking van de ouder. Daarvoor is vereist dat (a) het ontgaan van schenkbelasting het doorslaggevende motief is geweest voor de wijze waarop de betrokken – kruislingse – schenkingen zijn vormgegeven, en bovendien (b) het in strijd zou komen met doel en strekking van de jubeltonvrijstelling indien de schenking die het kind van een derde ontvangt niet zou worden aangemerkt als een schenking van zijn ouder.

Dat doet zich voor indien de kruislingse schenkingen zodanig op elkaar zijn afgestemd dat zij als een samenstel van rechtshandelingen zijn aan te merken. Een dergelijke afstemming kan, behoudens tegenbewijs, in elk geval worden aangenomen indien het gezamenlijke bedrag dat wordt geschonken door ieder van de bij de rechtshandelingen betrokken ouders geheel of nagenoeg geheel overeenstemt, en de schenkingen gelijktijdig of betrekkelijk kort na elkaar hebben plaatsgevonden. De oordelen van het hof dat hier is voldaan aan de criteria voor fraus legis, acht de Hoge Raad cassatieproof. (Cassatieberoep ongegrond.)

Bron: HR 03-10-2025.

 

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat