- Alphen aan den Rijn

- Amsterdam

- 's Hertogenbosch

Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Nieuws en actualiteiten

Managementfee via eigen bv is loon, geen winst uit onderneming
Gepubliceerd op: Friday November 14, 2025

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de managementvergoeding die een man via zijn eenmanszaak ontvangt van zijn eigen bv, loon is uit (fictieve) dienstbetrekking. De stichting die de aandelen houdt, is fiscaal transparant, waardoor sprake is van een aanmerkelijk belang.


Een man exploiteert sinds 2011 een eenmanszaak en richt in 2013 meerdere vennootschappen op. De aandelen van zijn holding-bv worden gehouden door een door hem opgerichte stichting, die fiscaal als transparant geldt. Vanuit de holding ontvangt de eenmanszaak van de man in 2018 een managementfee van € 65.000. De inspecteur rekent deze vergoeding aan als loon uit dienstbetrekking. De man stelt daarentegen dat de inkomsten winst uit onderneming vormen.

Managementfee is geen ondernemingswinst Het hof vindt dat geen sprake is van een objectieve onderneming. De man heeft slechts één opdrachtgever, een gelieerde partij, en verricht geen andere activiteiten. Hij kwalificeert daarom niet als ondernemer voor de inkomstenbelasting.

Fictieve dienstbetrekking via aanmerkelijk belang Omdat de stichting fiscaal transparant is, houdt de man een aanmerkelijk belang in de holding-bv. De arbeidsverhouding met die bv kwalificeert daarom als een fictieve dienstbetrekking. De managementfee moet worden aangemerkt als loon op grond van artikel 10 Wet op de loonbelasting 1964.

De eerdere correspondentie met de inspecteur wekt volgens het hof geen in rechte te beschermen vertrouwen dat de inkomsten als winst uit onderneming mochten worden behandeld.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 28-10-2025.

Documenten openbaar over Box OWR-formulier
Gepubliceerd op: Friday November 14, 2025

De staatssecretaris van Financiën heeft vier documenten openbaar gemaakt over de vergoeding bij het indienen van bezwaar inzake het Box OWR-formulier.


Het gaat om de volgende documenten:

  • Instructie afhandeling verzoeken om kostenvergoeding bezwaar administratief beroep

  • Kosten- en schadevergoeding

  • Schema kostenvergoeding bezwaarfase 7:15 Awb

  • Kostenvergoeding bij bezwaar

Bron: MvF 05-11-2025.

Vaststelling AOW-gerechtigde leeftijd 2031 en pensioenrichtleeftijd 2027
Gepubliceerd op: Wednesday November 12, 2025

In 2031 blijven zowel de AOW-gerechtigde leeftijd (67 jaar en drie maanden) als de aanvangsleeftijd (17 jaar en drie maanden) gelijk aan die in 2030.


Hoewel de levensverwachting in 2031 iets toeneemt ten opzichte van 2030, blijft deze stijging onder de drempel voor aanpassing.​ De CBS-prognoses tonen herstel van de levensverwachting na de coronapandemie. Afgelopen jaren was sprake van lagere levensverwachting voor 65-jarigen door oversterfte, wat ertoe leidde dat de AOW-leeftijd langer op 67 jaar bleef staan. Het CBS gaat er nu van uit dat de tijdelijke impact van corona op de sterftecijfers voorbij is. Op de langere termijn wordt een langzamere stijging van de levensverwachting verwacht. Belangrijke zekerheid voor burgers is dat de AOW-leeftijd, eenmaal wettelijk vastgesteld, niet tussentijds kan worden verhoogd of verlaagd, wat bijdraagt aan voorspelbaarheid in de oudedagsvoorziening.

Pensioenrichtleeftijd In 2027 blijft de pensioenrichtleeftijd ongewijzigd op 68 jaar. Sinds de inwerkingtreding per 1 juli 2023 van de Wet toekomst pensioenen komt de fiscale pensioenrichtleeftijd als zodanig niet meer terug in het fiscale kader. De fiscale pensioenrichtleeftijd blijft nog wel van belang voor het overgangsrecht. 

Het kabinet monitort jaarlijks de effecten van de verhoging van de AOW-leeftijd. Uit de zesde SEO-monitor blijkt dat werknemers langer doorwerken en later met pensioen gaan. Het gebruik van sociale zekerheid neemt toe door de hogere instroomleeftijd. Er zijn (nog) geen aanwijzingen dat socialezekerheidswetten als de WIA en WW gebruikt worden voor vervroegde uittreding. De RVU-regeling wordt sinds kort meegenomen in de monitor, maar twee jaar data is nog te kort voor harde conclusies.​

Bron: Ministerie SZW 07-11-2025.

Hoge Raad actualiseert richtlijnen voor beroep op betalingsonmacht griffierecht
Gepubliceerd op: Wednesday November 12, 2025

De Hoge Raad verduidelijkt in dit arrest hoe rechters een beroep op betalingsonmacht bij griffierecht moeten beoordelen. Daarbij worden de richtlijnen uit het arrest van 2015 (ECLI:NL:HR:2015:354) geactualiseerd.


Het beroep van belanghebbende op betalingsonmacht met betrekking tot het in cassatie verschuldigde griffierecht, is door de griffier van de Hoge Raad afgewezen. Belanghebbende heeft het griffierecht vervolgens onder protest betaald. De Hoge Raad grijpt de zaak aan om zijn richtlijnen voor de behandeling van een beroep op betalingsonmacht uit HR 20 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:354, NTFR 2015/972, te actualiseren. Het beroep op betalingsonmacht wordt gehonoreerd als aannemelijk is dat sprake is van betalingsonmacht doordat (i) het netto-inkomen waarover de rechtzoekende maandelijks kan beschikken minder bedraagt dan 95% van de voor een alleenstaande geldende (maximale) bijstandsnorm, ongeacht de gezinssamenstelling van de rechtzoekende, en verder (ii) dat hij niet beschikt over vermogen waaruit het griffierecht kan worden betaald. Inkomen en vermogen van een eventuele fiscale partner dienen bij het inkomen en vermogen van de rechtzoekende te worden opgeteld. Wat betreft het toetsingstijdstip gaat het om het inkomen en vermogen in de periode tussen het moment dat de griffier de rechtzoekende voor de eerste keer op de verschuldigdheid van het griffierecht heeft gewezen en het einde van de voor de betaling ervan gestelde termijn.

Hier acht de Hoge Raad het niet aannemelijk dat het maandelijkse netto-inkomen van belanghebbende in de relevante periode, minder bedraagt dan 95% van de voor een alleenstaande geldende (maximale) bijstandsnorm. Daarom wordt het beroep van belanghebbende op betalingsonmacht (definitief) niet gehonoreerd. De klachten van belanghebbende worden verworpen onder verwijzing naar artikel 81 lid 1 Wet RO.
(Cassatieberoep ongegrond.)

Bron: HR 07-11-2025.

Verzamelbesluit aanmerkelijk belang 2025
Gepubliceerd op: Wednesday November 12, 2025

De staatssecretaris van Financiën heeft het Verzamelbesluit aanmerkelijk belang 2025 gepubliceerd. Dit besluit vervangt het besluit van 9 maart 2018, nr. 2018-27139.


In het besluit is een nieuw hoofdstuk 3. Inkomen uit aanmerkelijk belang opgenomen met daarin een nieuw onderdeel 3.1. Vererfd aanmerkelijk belang en binnen 24 maanden afboeking reguliere voordelen op verkrijgingsprijs. Hierin staan beleidsstandpunten over de toepassing van artikel 4.12a Wet IB 2001.

Aan hoofdstuk 4. Reguliere voordelen (nieuwe nummering) zijn toegevoegd een onderdeel 4.3. Forfaitair voordeel uit vrijgestelde beleggingsinstellingen en buitenlandse beleggingslichamen en een onderdeel 4.4. Fictief regulier voordeel. Hierin zijn beleidsstandpunten opgenomen over de toepassing van het forfaitair rendement en het fictief regulier voordeel (artikel 4.13, eerste lid, onderdeel a, artikel 4.13, eerste lid, onderdeel f, en volgende, Wet IB 2001).

De volgende onderdelen in het besluit zijn nieuw, gewijzigd, dan wel verduidelijkt. Daarnaast zijn een drietal technische onvolkomenheden hersteld.

  • 2.1. Overschrijding 5%-bezitscriterium bij beleggingsinstelling – technisch herstel

  • 3.1.1. Vererfd aanmerkelijk belang en verkrijging krachtens erfrecht – nieuw

  • 3.1.2. Volgtijdelijk overlijden en dividenduitkering binnen twee jaar na eerste overlijden (eerste erflater) – nieuw

  • 3.1.3. Vererfd aanmerkelijk belang en toerekening inkomen uit aanmerkelijk belang aan partner van erflater – nieuw

  • 4.3.1. Forfaitair voordeel bij aandelen in blote eigendom en vruchtgebruik – nieuw

  • 4.3.2. Forfaitair voordeel bij immigratie of emigratie in de loop van het jaar – nieuw

  • 4.3.3. Forfaitair voordeel bij meerderjarigheid kind in de loop van het kalenderjaar – nieuw

  • 4.4.1. Schulden bij eigen vennootschap; winstrechtverplichting en nominale waarde – nieuw

  • 4.4.2. Schulden bij eigen vennootschap; ondernemingsschuld voor ondernemerswoning – nieuw

  • 4.4.3. Overgangsbepaling vereisten hypotheekrecht bij oversluiten eigenwoningschuld – nieuw

  • 5.2. Verkrijgingsprijs; aandelen in blote eigendom, vruchtgebruik aandelen en toepassing forfaits – nieuw

  • 5.4. Negatieve verkrijgingsprijs en vervreemdingsvoordeel bij toepassing doorschuifregeling bij overlijden of bij schenking – nieuw

  • 5.5. Omvorming van gewone aandelen in preferente aandelen en verlettering van aandelen – verduidelijking en wijziging

  • 5.8. Vervreemding aandelen aan echtgenoot – verduidelijking

  • 5.10. Legaat van aanmerkelijkbelangaandelen – technisch herstel

  • 5.14. Informeel kapitaal onzakelijke lening en borg – wijziging en verduidelijking

  • 5.15. Saldering negatieve en positieve vervreemdingsvoordeel bij emigratie – nieuw

  • 6.1.1. Juridische splitsing in het zicht van verdeling huwelijksgemeenschap – verduidelijking

  • 6.2.4. Tezamen met partner indirect aanmerkelijk belang en doorschuiffaciliteit – nieuw

  • 6.2.5. Zonder economisch belang geen indirect aanmerkelijk belang in ander lichaam – nieuw

  • 6.3. Partiële verdeling van een nalatenschap en doorschuiving – technisch herstel

  • 6.4.2. Overdracht aandelen tegen schuldigerkenning onmiddellijk gevolgd door kwijtschelding van de koopschuld – verduidelijking

  • 6.5. Preferente aandelen – verduidelijking

  • 6.6. Aandelenruil en ongelijke tegenprestatie – wijziging

  • 8.3. Belastingkorting en niet verrekend verlies ontstaan bij overlijden – nieuw

  • 8.4. Belastingkorting en fiscaal partnerschap in voorafgaand kalenderjaar – nieuw

  • 13. Citeertitel – nieuw

Dit besluit treedt in werking met ingang van 12 november 2025. Het besluit van 9 maart 2018, nr. 2018-27139 (Stcrt. 2018, 15751) wordt ingetrokken met de inwerkingtreding van dit besluit.

Bron: MvF 03-11-2025.

Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport gepubliceerd
Gepubliceerd op: Wednesday November 12, 2025

De Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport is in het Staatsblad gepubliceerd.


Met deze wet wordt geregeld dat het verlaagde btw-tarief van 9% op cultuur, media en sport per 1 januari 2026 behouden blijft. De btw op logies wordt per die datum wel verhoogd naar 21%.

De wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

Bron: MvF 29-10-2025.

Tweede Nota van Wijziging Belastingplan 2026 en OFM 2026
Gepubliceerd op: Monday November 10, 2025

Staatssecretaris Heijnen stuurt de Tweede Kamer de tweede Nota van Wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2026 en het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2026.


Tweede Nota van Wijziging Belastingplan 2026 De inhoudelijke wijziging betreft de zogenaamde lucratiefbelangregeling in de inkomstenbelasting, specifiek bedoeld om te voorkomen dat belastingplichtigen via bepaalde routes profiteren van belastingvoordelen wanneer ze belangen in vennootschappen uitbreiden of deze via bepaalde structuren onderbrengen in lichamen waarin ze een aanmerkelijk belang verkrijgen. De wijziging sluit loopholes om te waarborgen dat ook bij overdracht of herstructurering alsnog belasting wordt geheven over gerealiseerde rendementen, zodat een verlies op een aanmerkelijk belang niet onverrekend kan worden gebruikt om eerdere voordelen in box 2 teniet te doen.

Pseudo-eindheffing fossiele auto’s Verder past de nota de regeling rond de pseudo-eindheffing op fossiele auto’s aan, door duidelijker te bepalen over welk tijdvak de heffing verschuldigd is (het aangiftetijdvak), en door een delegatiebepaling in te voeren waarmee de minister via lagere regelgeving kan vaststellen wat als woon-werkverkeer wordt gezien. Dit zorgt voor verduidelijking bij werkgevers en sluit beter aan bij praktijkvragen over wat voor de heffing als woon-werkverkeer telt. Ook wordt tijdelijk de motorrijtuigenbelasting (mrb) op nul gezet voor bepaalde vrachtwagens (categorie N2) die eerder onder dubbele heffing (mrb én vrachtwagenheffing) zouden vallen, met een definitieve harmonisatie van voertuigdefinities naar Europese begrippen vanaf 2027. Daarmee worden lastenverzwaring en administratieve onduidelijkheid voor eigenaren van deze voertuigen voorkomen. Daarnaast zijn er technische aanpassingen in verschillende wetten, zoals het afstemmen van begrippen voor maximaal toegestane massa in de vrachtwagenheffing en motorrijtuigenbelasting, evenals correcties voor betreffen de belasting op leidingwater en bij rijdende winkels.

Tweede Nota van Wijziging Overige Fiscale Maatregelen 2026 In het wetsvoorstel is voorgesteld dat de beëindiging van de teruggaafregeling in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 gekoppeld is aan de inwerkingtreding van de vrachtwagenheffing (artikel 2 van de Wet vrachtwagenheffing). Daarmee wordt beoogd de regeling te laten vervallen op het moment dat de vrachtwagenheffing in werking treedt. Deze nota van wijziging brengt een technische verbetering aan door de beëindiging van de teruggaafregeling te koppelen aan artikel 30 van de Wet vrachtwagenheffing, zijnde de inwerkingtreding van de verlaagde tarieven in de motorrijtuigenbelasting (mrb) voor vrachtauto’s. Door de beëindiging van de teruggaafregeling te koppelen aan de inwerkingtreding van artikel 30 van de Wet vrachtwagenheffing wordt verzekerd dat deze regeling vervalt op het moment dat de verlaagde mrb-tarieven van toepassing worden. Dit is van belang, omdat vanaf dat moment er geen ruimte meer is voor een teruggaaf op basis van de samenstelling van het wagenpark: het mrb-tarief voor vrachtauto’s is dan teruggebracht tot het minimum dat de Eurovignetrichtlijn voorschrijft.

Bron: MvF 05-11-2025.

Rekenkamer: Kamer krijgt te weinig informatie over belastinginkomsten
Gepubliceerd op: Thursday November 06, 2025

De Algemene Rekenkamer concludeert in een recent onderzoek dat het parlement onvoldoende informatie krijgt over belastingontvangsten om haar controlerende taak goed uit te voeren.


Jaarlijks ontvangt het Rijk ruim € 301,6 miljard aan belastingen, maar de verantwoording hierover is versnipperd: cijfers en toelichtingen zijn verspreid over verschillende jaarverslagen en beleidsartikelen van diverse ministeries. Hierdoor wordt het voor Kamerleden lastig om te achterhalen of belastingmaatregelen daadwerkelijk opleveren wat was beoogd, en om te beoordelen waar het belastingstelsel eenvoudiger of effectiever kan.

Toelichtingen ontbreken Een groot deel van de belastingopbrengsten wordt wel benoemd in het Financieel Jaarverslag van het Rijk en het jaarverslag van het ministerie van Financiën, maar toelichtingen op verschillen tussen raming en werkelijke opbrengst ontbreken vaak of zijn zeer summier. Ook ontbreekt een meerjarig overzicht waardoor Kamerleden geen inzicht krijgen in trends over langere termijn. Daarnaast ontbreekt een periodieke rapportage waarmee het parlement kan nagaan wat het effect is geweest van invoering of aanpassing van belastingmaatregelen uit het jaarlijkse belastingplan. Parlementariërs krijgen na invoering van zo’n maatregel meestal geen gestructureerde terugkoppeling over behaalde opbrengsten ten opzichte van de raming.

De informatie die Kamerleden ontvangen over de inkomstenbelasting beperkt zich tot één totaalbedrag, zonder uitsplitsing naar bijvoorbeeld inkomenscategorieën of boxen. Relevante beleidsvragen over bijvoorbeeld een lastenverschuiving van vermogen naar arbeid kunnen hierdoor buiten het zicht blijven. De Rekenkamer laat zien dat veel meer detailinformatie beschikbaar is, zoals een uitsplitsing van het inkomen naar box 1, 2 en 3, en binnen box 1 naar verschillende inkomensvormen als loon, winst uit onderneming, en inkomsten uit eigen woning.

Verder signaleert het rapport dat mogelijke juridische risico’s als gevolg van slepende belastingprocedures niet in de verantwoording worden opgenomen, terwijl deze risico’s tot flinke tegenvallers kunnen leiden, zoals bleek bij de box 3-arresten die voor tientallen miljarden euro’s impact hadden.

Aanbevelingen De Rekenkamer doet diverse aanbevelingen: centraliseer alle informatie in het jaarverslag van Financiën, voeg meer detail toe over de belastinggrondslagen en lastendruk, en rapporteer jaarlijks over doelstellingen en resultaten van belastingmaatregelen. De minister van Financiën heeft toegezegd diverse aanbevelingen over te nemen en het parlement nauwer bij het proces te betrekken.

Bron: Algemene Rekenkamer 04-11-2025.

Nieuw vanaf 2026: Herziening btw-aftrek bij investeringsdiensten
Gepubliceerd op: Thursday November 06, 2025

Vanaf 1 januari 2026 treedt een nieuwe regeling in werking: de herziening btw-aftrek bij investeringsdiensten.


Dit zijn grote verbouwings- en onderhoudsdiensten (bijvoorbeeld schilderwerk, isolatie of dakrenovatie) vanaf € 30.000 aan een onroerende zaak. De btw-aftrek bij deze investeringsdiensten staat niet meer meteen vast, maar wordt na het jaar van ingebruikname nog vier jaar lang gevolgd. Dit is de zogenoemde herzieningsperiode.

In de herzieningsperiode moet men elk jaar bekijken of de verhouding tussen belast en vrijgesteld gebruik nog hetzelfde is als in het jaar dat de investeringsdienst in gebruik is genomen. Is dat niet zo? En is het verschil groter dan 10%? Dan is het nodig een deel van de afgetrokken btw te herzien. De nieuwe regeling geldt voor alle diensten die vanaf 1 januari 2026 voor het eerst in gebruik worden genomen. Het moment van eerste ingebruikname van de investeringsdienst zal vaak samenvallen met het moment waarop de dienst wordt afgerond.

Meer informatie kunt u vinden op https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/btw/content/btw-aftrek-investeringsdiensten.

Bron: Belastingdienst 03-11-2025.

Nieuwe administratiecheck voor horecaondernemers
Gepubliceerd op: Wednesday November 05, 2025

De Belastingdienst heeft een nieuwe Administratiecheck voor horecaondernemers gepubliceerd. Dit helpt ondernemers om vanaf het begin de administratie goed op te zetten en bij te houden.


Met de horeca administratiecheck is het eenvoudig na te gaan of de administratie voldoet aan de wettelijke eisen. De check geeft tips om de administratie goed in te richten en grip te houden op belastingzaken. Een goede administratie helpt bij het doen van aangifte en het op tijd betalen van belastingen.

De check bestaat uit drie onderdelen: afrekenen, bijhouden en bewaren. Via negen korte vragen krijg je inzicht in keuzes die invloed hebben op de kwaliteit van de administratie. Bij elk antwoord verschijnt een toelichting met uitleg, tips en adviezen. De resultaten zijn op te slaan in een overzichtelijke checklist.

De check is te doen via belastingdienst.nl/administratiecheck (https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/ondernemers/content/hulpmiddel-administratiecheck-voor-horecaondernemers).
Meer informatie over het inrichten en bijhouden van een administratie is te vinden op belastingdienst.nl/administratie (https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/ondernemen/administratie/een_administratie_opzetten).

Bron: Belastingdienst 03-11-2025.

 

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat