- Alphen aan den Rijn

- Amsterdam

- 's Hertogenbosch

Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Nieuws en actualiteiten

Nieuwsbrief Loonheffingen 2026 gepubliceerd
Gepubliceerd op: Thursday November 20, 2025

De Belastingdienst heeft de eerste uitgave van de Niewsbrief Loonheffingen 2026 gepubliceerd. In de nieuwsbrief staat informatie over de nieuwe regels vanaf 1 januari 2026 voor het inhouden en betalen van de loonheffingen.


In de Nieuwsbrief Loonheffingen 2026 staat onder andere informatie over de volgende onderwerpen:

  • aanpassingen RVU-drempelvrijstelling en pseudo-eindheffingstarief

  • aanpassing van de fietsregeling in de loonheffingen

  • versoberen van de regeling voor het vergoeden van extraterritoriale kosten

  • wijzigingen in de loonkostenvoordelen (LKV’s)

Eventuele aanvullingen op de onderwerpen in deze eerste uitgave en wijzigingen op het Belastingplan 2026, andere wetsvoorstellen of ministeriële regelingen staan in de volgende uitgave van de nieuwsbrief. De tarieven, bedragen en percentages voor 2026 publiceert de Belastingdienst in december als een afzonderlijke bijlage bij deze nieuwsbrief.

Bron: Belastingdienst, 17-11-2025.

Wet plan van aanpak witwassen in werking per 1 januari 2026
Gepubliceerd op: Thursday November 20, 2025

Het besluit met de inwerkingtredingsdatum van de Wet plan van aanpak witwassen is gepubliceerd. De wet treedt in werking op 1 januari 2026, met één uitzondering.


De Wet plan van aanpak witwassen gaat om een verbod op transacties vanaf € 3.000 in contanten. Het verbod moet gaan gelden voor beroeps- of bedrijfsmatige handelaren in goederen.

De inwerkingtreding van de acceptatieplicht van contant geld voor betalingen onder de € 3.000, geregeld in artikel IIA van de Wet plan van aanpak witwassen, zal pas in werking treden als het besluit met uitzonderingen op de acceptatieplicht gereed is. Dat besluit is momenteel in voorbereiding en zal nog openbaar geconsulteerd worden, voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden voorgelegd en worden voorgehangen bij de Tweede Kamer.

Bron: MvF 03-11-2025.

Navorderingsaanslag box 3 vernietigd omdat inspecteur onvoldoende vereiste voortvarendheid betracht
Gepubliceerd op: Thursday November 20, 2025

Het hof vernietigt de navorderingsaanslag ib/pvv en de boetebeschikking over 2015, omdat de inspecteur niet voortvarend genoeg heeft gehandeld.


Een man heeft in de jaren 2015 en 2016 twee bankrekeningen in Italië aangehouden, waarvan één samen met zijn broer. In zijn aangiften ib/pvv over deze jaren heeft hij geen inkomen uit sparen en beleggen opgegeven. De inspecteur ontvangt in 2019 via internationale uitwisseling informatie over deze buitenlandse tegoeden en vraagt de man om opheldering. De man reageert niet inhoudelijk op herhaalde verzoeken om informatie. Uiteindelijk legt de inspecteur navorderingsaanslagen en vergrijpboeten op over 2015 en 2016, waarbij hij uitgaat van volledige gerechtigdheid van de man tot de Italiaanse banktegoeden. De man stelt dat hij slechts deels gerechtigd is en dat het saldo deels aan een derde toekomt, maar kan dit niet onderbouwen.

Navorderingsaanslag vernietigd wegens gebrek aan voortvarendheid Het hof oordeelt dat de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag over 2015 niet voortvarend genoeg heeft gehandeld. De inspecteur had al in maart 2019 voldoende aanwijzingen om een onderzoek te starten, maar wachtte ruim negen maanden met het opvragen van nadere informatie. Omdat deze vertraging niet wordt verklaard, vervalt de bevoegdheid tot navorderen voor 2015. De navorderingsaanslag en de bijbehorende boete en belastingrente over 2015 worden vernietigd.

Aanslag en boete 2016 grotendeels in stand, boete verlaagd Voor 2016 is de navorderingsaanslag binnen de reguliere termijn opgelegd. Het hof vindt aannemelijk dat de man volledig gerechtigd is tot de Italiaanse banktegoeden en dat hij bewust geen box 3-inkomen heeft aangegeven. De inspecteur mag daarom navorderen en een vergrijpboete opleggen. Wel verlaagt het hof de boete tot 150% van de nagevorderde belasting, omdat het element recidive vervalt en de ernst van de overtreding dat rechtvaardigt.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 04-11-2025.

Standpunt overgangsrecht bestaande eigenwoningschulden en fictieve vervreemding eigen woning
Gepubliceerd op: Thursday November 20, 2025

De Kennisgroep onroerende zaken heeft de vraag beantwoord of het recht op overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden kan herleven als sprake is van een fictieve vervreemding van de oude eigen woning en vervolgens een nieuwe eigen woning wordt gekocht.


Een belastingplichtige heeft vóór 2013 zijn eerste eigen woning gekocht voor € 200.000 en is voor dit bedrag een aflossingsvrije lening aangegaan. De aflossingsvrije lening kwalificeert als een bestaande eigenwoningschuld in de zin van artikel 10bis.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Na 2013 verhuist de belastingplichtige naar een huurwoning en betrekt deze anders dan tijdelijk als hoofdverblijf. De oude woning wordt op dat moment een vakantiewoning. Hierdoor gaan de oude woning en de aflossingsvrije lening over naar box 3. Na een jaar koopt de belastingplichtige een nieuwe woning, waarvoor hij een aflossingsvrije lening van € 200.000 aangaat. Hij verhuist onmiddellijk naar deze nieuwe woning. De nieuwe woning kwalificeert als eigen woning in de zin van artikel 3.111 Wet IB 2001. Na toepassing van de bijleenregeling bedraagt de maximale eigenwoningschuld € 200.000.

Vraag Kwalificeert de aflossingsvrije lening voor de nieuwe eigen woning als een BEWS?

Antwoord Nee. De aflossingsvrije lening voor de nieuwe eigen woning kwalificeert niet als een BEWS in de zin van artikel 10bis.1, eerste lid, Wet IB 2001.

Bron: Belastingdienst, kennisgroepstandpunt nr. KG:051:2025:8.

KvK-inschrijving en btw-nummer onvoldoende voor IB-ondernemerschap bij dga
Gepubliceerd op: Wednesday November 19, 2025

Hof Den Haag oordeelt dat een man geen ondernemer is voor de inkomstenbelasting, ook al stond hij ingeschreven bij de KvK en droeg hij btw af. De managementvergoeding die hij van zijn bv ontving, is terecht aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.


Een man bezit samen met twee anderen alle aandelen in een holding die op haar beurt de aandelen houdt in twee werkmaatschappijen. Hij factureert jaarlijks € 48.000 aan de holding als managementvergoeding. In zijn aangiften ib/pvv 2013 t/m 2016 rekent hij deze inkomsten tot de winst uit onderneming en claimt hij zelfstandigenaftrek. Na een boekenonderzoek corrigeert de inspecteur dit: de man is volgens de fiscus feitelijk werknemer van de bv, zodat sprake is van loon of – uit coulance – van resultaat uit overige werkzaamheden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de man gaat in hoger beroep.

Geen duurzame organisatie van kapitaal en arbeid Volgens Hof Den Haag is geen sprake van een onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001. De man toont niet aan dat hij een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid heeft waarmee hij zelfstandig deelneemt aan het economisch verkeer. De enkele inschrijving bij de Kamer van Koophandel, het bezit van een btw-nummer en het hebben van enkele balansposten zijn daarvoor onvoldoende. De inspecteur mocht daarom de zelfstandigenaftrek weigeren en de inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheden aanmerken.

Geen vertrouwen of ongelijke behandeling Het hof verwerpt ook het beroep op het vertrouwensbeginsel: uit het controlerapport blijkt juist dat de inspecteur voor de jaren vóór 2017 correcties in de inkomstenbelasting zou doorvoeren. De gestelde toezegging van de Belastingdienst Groningen is niet met stukken onderbouwd. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat de man geen concrete vergelijkbare gevallen heeft genoemd waarin gunstiger is gehandeld. Het hoger beroep is ongegrond en de uitspraak van de rechtbank blijft in stand.

Bron: Hof Den Haag 16-10-2025.

Villabelasting niet in strijd met algemene rechtsbeginselen
Gepubliceerd op: Wednesday November 19, 2025

Hof Amsterdam oordeelt dat het verhoogde eigenwoningforfait voor woningen boven € 1,1 miljoen en de afbouw van de Hillen-regeling niet in strijd zijn met het gelijkheids- of evenredigheidsbeginsel. Ook is geen sprake van discriminatie onder artikel 14 EVRM of strijd met art. 1 EP EVRM.


Een man bezit samen met zijn fiscale partner een eigen woning met een WOZ-waarde van € 2.377.000 (2021). De definitieve aanslag ib/pvv 2021 volgt volledig de aangifte. Het saldo van het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten bedraagt € 2.898 positief, volledig toegerekend aan de man. Het eigenwoningforfait komt uit op € 35.324, terwijl de aftrekbare rente € 6.336 bedraagt. Daarnaast is de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (Hillen-aftrek) toegepast voor 90% van het verschil. De man vindt dat de combinatie van het hoge forfaitaire percentage boven € 1.110.000 en de afbouw van de Hillen-regeling leidt tot een onredelijke en discriminerende belastingdruk. Hij stelt dat dit stelselmatig in strijd is met algemene rechtsbeginselen en met art. 14 EVRM in samenhang met art. 1 EP EVRM.

Geen toetsing aan algemene rechtsbeginselen mogelijk Het hof wijst erop dat het eigenwoningforfait en de afbouw van de Hillen-regeling in een wet in formele zin staan. Die mag de rechter niet toetsen aan algemene rechtsbeginselen (art. 120 Grondwet). Alleen als toepassing in een individueel geval tot onvoorziene en ernstige strijd met fundamentele beginselen leidt, kan een uitzondering worden gemaakt. Volgens het hof is daarvan geen sprake. De wetgever heeft bewust gekozen voor een hogere forfaitaire bijtelling bij zeer dure woningen en voor geleidelijke afbouw van de Hillen-aftrek. Dat dit voor de man relatief ongunstig uitpakt, maakt de regeling niet onrechtmatig. Zijn beroep op het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel faalt.

Geen strijd met EVRM; ruime beoordelingsmarge wetgever Het hof oordeelt verder dat belastingplichtigen met een hoge eigenwoningschuld niet vergelijkbaar zijn met iemand met een vrijwel afgeloste woning. Daarom is er geen ongelijke behandeling bij de afbouw van de Hillen-regeling. Ook onder artikel 1 EP EVRM blijft de wetgever binnen zijn ruime beoordelingsvrijheid. De keuze om bij dure woningen het beleggingsaspect zwaarder te laten wegen is volgens het hof niet zonder redelijke grond. Dat het forfaitaire percentage leidt tot heffing over niet-gerealiseerde inkomsten, maakt dat niet anders; de wet mag met een forfait werken. Het forfait van 2,35% voor de waarde boven € 1.110.000 acht het hof niet buitensporig. Het hoger beroep is ongegrond.

Bron: Hof Amsterdam 21-10-2025.

Hypotheekrenteaftrek kan verdwijnen zonder grote marktverstoring
Gepubliceerd op: Monday November 17, 2025

De afschaffing van de hypotheekrenteaftrek kan volgens onderzoekers van TU Delft plaatsvinden zonder grote verstoringen op de woningmarkt. Op basis van hun recente doorrekening, gepubliceerd in ESB, verwachten zij dat de betaalbaarheid van de maandlasten behouden blijft en dat de huizenprijzen blijven stijgen, zij het in een gematigder tempo dan voorheen. Kritische geluiden over sterke prijsdalingen en onbetaalbare woonlasten blijken ongegrond volgens deze analyse.


Uit het onderzoek blijkt dat een geleidelijke defiscalisering van het eigenwoningbezit niet tot een daling van de koopprijzen zal leiden. Wel stijgen de woningprijzen bij volledige afschaffing van de fiscale voordelen minder snel, met naar verwachting een stijging van gemiddeld 1,6% per jaar en een totaal van 44% tussen 2025 en 2050, vergeleken met 2,7% per jaar en 88% stijging bij ongewijzigd beleid. De minder sterke prijsstijging kan de toegankelijkheid van de koopmarkt voor starters vergroten, terwijl recent gekochte woningen in relatieve zin iets inleveren.

Geen structurele problemen betalen hypotheek Wat betreft betaalbaarheid laat het artikel zien dat de woonlasten van huiseigenaren in verhouding tot hun inkomen op termijn dalen, mede doordat inkomens doorgaans sneller stijgen dan de nettomaandlasten van hypotheken. Ook bij een geleidelijke afbouw van de hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait, en ondanks hogere maandlasten voor recent gekochte woningen, blijft het aandeel van het inkomen dat aan wonen wordt besteed (de koopquote) op lange termijn gelijk of zelfs lager. Daardoor zijn structurele betaalbaarheidsproblemen niet te verwachten voor huishoudens, ook niet voor jonge starters die hun carrière en inkomen nog zien groeien.

Stabieler en toegankelijker Het koopprijsmodel in het artikel houdt bovendien rekening met compensaties voor het wegvallen van fiscale voordelen, bijvoorbeeld door een generieke teruggave via de inkomstenbelasting. Hierdoor zijn de geprojecteerde effecten op koopprijzen en maandlasten bescheiden. De auteurs concluderen dat het afbouwen van de fiscale voordelen de woningmarkt stabieler en toegankelijker maakt, macro-economische risico’s rondom schulden verlaagt, en meer ruimte biedt voor anticyclisch woonbeleid en stimulering van bouwproductie.

Bron: ESB 12-11-2025.

Managementfee via eigen bv is loon, geen winst uit onderneming
Gepubliceerd op: Friday November 14, 2025

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de managementvergoeding die een man via zijn eenmanszaak ontvangt van zijn eigen bv, loon is uit (fictieve) dienstbetrekking. De stichting die de aandelen houdt, is fiscaal transparant, waardoor sprake is van een aanmerkelijk belang.


Een man exploiteert sinds 2011 een eenmanszaak en richt in 2013 meerdere vennootschappen op. De aandelen van zijn holding-bv worden gehouden door een door hem opgerichte stichting, die fiscaal als transparant geldt. Vanuit de holding ontvangt de eenmanszaak van de man in 2018 een managementfee van € 65.000. De inspecteur rekent deze vergoeding aan als loon uit dienstbetrekking. De man stelt daarentegen dat de inkomsten winst uit onderneming vormen.

Managementfee is geen ondernemingswinst Het hof vindt dat geen sprake is van een objectieve onderneming. De man heeft slechts één opdrachtgever, een gelieerde partij, en verricht geen andere activiteiten. Hij kwalificeert daarom niet als ondernemer voor de inkomstenbelasting.

Fictieve dienstbetrekking via aanmerkelijk belang Omdat de stichting fiscaal transparant is, houdt de man een aanmerkelijk belang in de holding-bv. De arbeidsverhouding met die bv kwalificeert daarom als een fictieve dienstbetrekking. De managementfee moet worden aangemerkt als loon op grond van artikel 10 Wet op de loonbelasting 1964.

De eerdere correspondentie met de inspecteur wekt volgens het hof geen in rechte te beschermen vertrouwen dat de inkomsten als winst uit onderneming mochten worden behandeld.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 28-10-2025.

Documenten openbaar over Box OWR-formulier
Gepubliceerd op: Friday November 14, 2025

De staatssecretaris van Financiën heeft vier documenten openbaar gemaakt over de vergoeding bij het indienen van bezwaar inzake het Box OWR-formulier.


Het gaat om de volgende documenten:

  • Instructie afhandeling verzoeken om kostenvergoeding bezwaar administratief beroep

  • Kosten- en schadevergoeding

  • Schema kostenvergoeding bezwaarfase 7:15 Awb

  • Kostenvergoeding bij bezwaar

Bron: MvF 05-11-2025.

Vaststelling AOW-gerechtigde leeftijd 2031 en pensioenrichtleeftijd 2027
Gepubliceerd op: Wednesday November 12, 2025

In 2031 blijven zowel de AOW-gerechtigde leeftijd (67 jaar en drie maanden) als de aanvangsleeftijd (17 jaar en drie maanden) gelijk aan die in 2030.


Hoewel de levensverwachting in 2031 iets toeneemt ten opzichte van 2030, blijft deze stijging onder de drempel voor aanpassing.​ De CBS-prognoses tonen herstel van de levensverwachting na de coronapandemie. Afgelopen jaren was sprake van lagere levensverwachting voor 65-jarigen door oversterfte, wat ertoe leidde dat de AOW-leeftijd langer op 67 jaar bleef staan. Het CBS gaat er nu van uit dat de tijdelijke impact van corona op de sterftecijfers voorbij is. Op de langere termijn wordt een langzamere stijging van de levensverwachting verwacht. Belangrijke zekerheid voor burgers is dat de AOW-leeftijd, eenmaal wettelijk vastgesteld, niet tussentijds kan worden verhoogd of verlaagd, wat bijdraagt aan voorspelbaarheid in de oudedagsvoorziening.

Pensioenrichtleeftijd In 2027 blijft de pensioenrichtleeftijd ongewijzigd op 68 jaar. Sinds de inwerkingtreding per 1 juli 2023 van de Wet toekomst pensioenen komt de fiscale pensioenrichtleeftijd als zodanig niet meer terug in het fiscale kader. De fiscale pensioenrichtleeftijd blijft nog wel van belang voor het overgangsrecht. 

Het kabinet monitort jaarlijks de effecten van de verhoging van de AOW-leeftijd. Uit de zesde SEO-monitor blijkt dat werknemers langer doorwerken en later met pensioen gaan. Het gebruik van sociale zekerheid neemt toe door de hogere instroomleeftijd. Er zijn (nog) geen aanwijzingen dat socialezekerheidswetten als de WIA en WW gebruikt worden voor vervroegde uittreding. De RVU-regeling wordt sinds kort meegenomen in de monitor, maar twee jaar data is nog te kort voor harde conclusies.​

Bron: Ministerie SZW 07-11-2025.

 

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat