Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Nieuws en actualiteiten

Geen ambtshalve vermindering na fiscale afrekening
Gepubliceerd op: Thursday April 18, 2024

Is in een onherroepelijke uitspraak vastgesteld dat in een bepaald jaar een onderneming is gestaakt? Dan kan de ondernemer niet jaren later een stakingsverlies claimen.


Bij het opleggen van een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over 2009 is de inspecteur ervan uitgegaan dat een ondernemer in 2009 zijn onderneming heeft gestaakt. De ondernemer procedeert tegen deze navorderingsaanslag. Uiteindelijk bereiken de partijen tijdens de zitting een compromis. Daardoor wijzigt de Belastingdienst de navorderingsaanslag zo dat de stakingswinst € 100.000 bedraagt. De belastingrechter heeft uitspraak gedaan conform het compromis. De ondernemer gaat later nog in cassatie tegen deze uitspraak. Maar uiteindelijk trekt hij dat cassatieberoep in, evenals zijn latere verzoek om herziening van deze uitspraak. Wel verzoekt de man later om een ambtshalve vermindering van zijn nihilaanslag over 2017. Hij motiveert dit verzoek met de stelling dat hij in 2017 nog een stakingsverlies heeft geleden. Wanneer de fiscus dit verzoek om ambtshalve vermindering afwijst, gaat de man in beroep.

Wel procesbelang, geen hoorrecht geschonden Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt ten eerste vast dat het beroep van de man ontvankelijk is, omdat hij een procesbelang heeft. Dit procesbelang is gelegen in de mogelijkheid tot verliesverrekening. Maar de rechtbank verwerpt vervolgens de stelling van de man dat zijn hoorrecht is geschonden. De inspecteur heeft tweemaal data voor een hoorzitting voorgesteld. Hoewel de man daarbij de gelegenheid is geboden om met een alternatieve datum te komen, heeft hij deze gelegenheid niet benut. De man werpt tegen dat hij de hoorzitting tot nader order heeft willen uitstellen omdat hij eerst reacties van diverse instanties op diverse verzoeken wilde ontvangen. Deze stelling maakt echter niet dat de Belastingdienst het hoorrecht heeft geschonden.

Staking in 2009 stond vast Ten slotte gaat de rechtbank na of de inspecteur terecht het verzoek om ambtshalve vermindering heeft afgewezen. De rechtbank merkt op dat in de voorafgaande beroepsprocedure de partijen en de rechter al zijn uitgegaan van een staking in 2009. Voor dat jaar is ook een stakingswinst in aanmerking genomen. Deze uitspraak staat onherroepelijk vast. Dat betekent dat in 2009 de fiscale afrekening heeft plaatsgevonden. Er is dan geen ruimte meer om voor 2017 nog een verlies uit de onderneming in aanmerking te nemen. Het verzoek om de ambtshalve vermindering is daarom terecht afgewezen.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 12-04-2024 (gepubl. 16-04-2024).

Openstelling subsidieregeling emissieloze bedrijfsauto’s vanaf 23 april 2024
Gepubliceerd op: Thursday April 18, 2024

Het aanvraagloket voor de subsidieregeling emissieloze bedrijfsauto’s gaat 23 april 2024 vanaf 7.00 open. Het beschikbare budget is € 30 miljoen.


RVO meldt dat het geen nut heeft om aan te vragen voor een bedrijfsauto die voor het aanvraagmoment van de SEBA al in het RDW-kentekenregister staat. De eerste toekenningen worden half mei verwacht.

Alle voorwaarden staan op https://www.rvo.nl/seba.

Bron: Min. IenW, 16-04-2024.

€ 125 verschil in box 3-rendement kan significant zijn
Gepubliceerd op: Wednesday April 17, 2024

Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant is een forfaitair rendement van € 302 significant hoger dan een werkelijk rendement van € 177. En dus moet dan nader rechtsherstel plaatsvinden.


Een vrouw heeft in haar aangifte inkomstenbelasting over 2019 een grondslag sparen en beleggen aangegeven van € 432.888. Deze grondslag bestaat volledig uit bank- en spaarrekeningen na aftrek van het heffingsvrije vermogen. Nadat de Belastingdienst rechtsherstel conform het Besluit rechtsherstel box 3 heeft geboden, bedraagt het box 3-inkomen van de vrouw over 2019 € 302. De vrouw gaat toch in beroep. Tijdens de zitting voor de rechtbank komt vast te staan dat haar werkelijk rendement over het box 3-vermogen in 2019 € 177 heeft bedragen. De rechtbank vindt dat verschil significant en biedt daarom nader rechtsherstel door het box 3-inkomen over 2019 te verlagen tot € 177. Ook krijgt de vrouw een vergoeding van wettelijke rente toegekend. Deze vergoeding is berekend over de periode tussen de datum van betaling van de in strijd met het eigendomsrecht geheven box 3-heffing en de datum van terugbetaling daarvan.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 04-04-2024 (gepubl. 11-04-2024).

Eerste Kamer tegen extra verhoging wettelijk minimumloon
Gepubliceerd op: Wednesday April 17, 2024

De Eerste Kamer heeft tegen de extra verhoging van het wettelijk minimumloon gestemd. Hierdoor gaat de extra verhoging met 1,2% per 1 juli niet door. De reguliere indexering van het minimumloon gaat wel door.


De Tweede Kamer heeft in oktober een amendement aangenomen om het wettelijk minimumloon extra te verhogen. Hiervoor was een spoedwet nodig. De Eerste Kamer heeft nu tegen deze spoedwet gestemd, waardoor de extra verhoging niet doorgaat. Zoals gebruikelijk wordt het minimumloon vanaf 1 juli wel regulier geïndexeerd, ofwel aangepast aan de groei van de cao-lonen. Daarom stijgt het minimumloon met 3,09%. Daarmee wordt het minimumloon per 1 juli € 13,68 per uur bruto. Dit werkt ook door in uitkeringen zoals de bijstand, AOW en UWV-uitkeringen.

Aandeleninkoop Er is ook een motie aangenomen door de Eerste Kamer om een aantal belastingverhogingen die bedoeld waren ter dekking van de extra verhoging van het minimumloon terug te draaien. In het amendement is voorgesteld de verhoging van het minimumloon te bekostigen door:

  • het belasten van de inkoop van eigen aandelen gelijk aan de belasting op het uitkeren van dividend, met een opbrengst van € 1,2 miljard;

  • een taakstellende verhoging van de bankenbelasting met € 350 miljoen;

  • een verhoging van het (top)tarief in box 2 en box 3 met 2%, met een opbrengst van circa € 450 miljoen.

Op advies van staatssecretaris Van Rij is de motie aangepast en worden de maatregelen teruggedraaid tot de bekostiging van de verhoging van het minimumloon van € 820 miljoen.

Bron: Eerste Kamer 16-04-2024.

Vraag Verklaring Omtrent het Gedrag digitaal aan
Gepubliceerd op: Tuesday April 16, 2024

Vanaf 22 mei 2024 is het voor iedereen mogelijk om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) digitaal aan te vragen. Het is ook nog steeds mogelijk om een VOG bij de gemeente aan te vragen.


Werkgevers kunnen de digitale VOG voor hun medewerkers klaarzetten via Justis.nl (https://www.justis.nl/producten/verklaring-omtrent-het-gedrag/werkgevers-en-organisaties). Hiervoor moet de werkgever over eHerkenning (EH2+ en EH3 of hoger) beschikken. De werkgever heeft altijd de verantwoordelijkheid om de VOG op echtheid en juistheid te controleren. Ook moet de Berichtenbox bij de medewerker zijn geactiveerd. Dat doet men door aan te geven dat de screeningsautoriteit Justis een organisatie is waar men digitale post van wil ontvangen. Ook moet een actueel, werkend e-mailadres worden opgegeven. Dit zijn eenmalige stappen. Een digitale of papieren VOG via Justis kost € 33,85. Een digitale VOG ontvangt men alleen bij een digitale aanvraag. Vraagt men een VOG aan via de gemeente, dan kan men de VOG niet digitaal ontvangen.

Gratis VOG voor vrijwilligers Vrijwilligers die met kinderen of kwetsbare personen werken, kunnen gratis een VOG aanvragen. Organisaties die in aanmerking willen komen voor de regeling voor een gratis VOG, kunnen zich aanmelden via de website https://www.gratisvog.nl. Het CIBG (onderdeel van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) beoordeelt of de organisatie aan de voorwaarden voldoet en laat haar dit weten.

Verschillen De digitale VOG bevat grotendeels dezelfde informatie als de papieren VOG. Alleen het postadres van de aanvrager is weggelaten. De verschillen zitten vooral in de vorm: de digitale VOG is roze en de papieren VOG is blauw. De zichtbare echtheidskenmerken, zoals het watermerk, zijn vervangen door onzichtbare, digitale echtheidskenmerken.

Werkgevers Als werkgever is het van belang dat de medewerker vooraf goed wordt geïnformeerd als de werkgever de VOG digitaal van de medewerker wil ontvangen. De medewerker beslist altijd zelf over de keuze hoe hij de VOG wenst te ontvangen: op papier of digitaal. Bovendien is het belangrijk dat de medewerker weet dat een digitale VOG alleen ontvangen kan worden als de medewerker de Berichtenbox heeft geactiveerd. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om VOG’s te controleren op juistheid en echtheid. Na ontvangst van de digitale VOG voert men een tweeledige controle uit. Eerst moet worden vastgesteld of de inhoud van de VOG klopt: controleer het opgegeven screeningsprofiel. Daarna controleert men of de VOG echt is via de validatievoorziening van de Justitiële Informatiedienst: https://www.validatie.nl. Deze validatievoorziening is een veilige online tool van de overheid, waarmee de betrouwbaarheid van een digitaal document kan worden vastgesteld. Om fraude te voorkomen is het noodzakelijk dat men deze tool gebruikt om de authenticiteit van elke ontvangen digitale VOG vast te stellen.

Planning De mogelijkheid om de VOG digitaal te ontvangen wordt van maart tot en met mei 2024 in fases uitgeroldom er zeker van te zijn dat de systemen goed blijven werken. Dit betekent dat niet iedereen direct vanaf de introductie gebruik kan maken van een digitale VOG. Uitrol vindt plaats op basis van het KvK-nummer.

Fase

Start fase

Fase 1: KvK-nummer start met 4, 8, 9

20-3-2024

9-4-2024

Fase 2: KvK-nummer start met 0, 1, 5

10-4-2024

23-4-2024

Fase 3: KvK-nummer start met 2 ,7

24-4-2024

7-5-2024

Fase 4: KvK-nummer start met 3, 6

8-5-2024

21-5-2024

Bron: Justis.nl.

Geen dwaling als risico van faillissement niet is overwogen
Gepubliceerd op: Tuesday April 16, 2024

Kan men met een beroep op dwaling het nadeel van het terugnemen van de bedrijfsopvolgingsregeling bij faillissement van de overgedragen onderneming voorkomen? Niet als het risico van faillissement niet is overwogen op het moment van schenking, aldus Rechtbank Zeeland-West-Brabant.


Op 29 september 2014 krijgen drie kinderen 25 certificaten van aandelen in een bv geschonken van hun ouders. De certificaten hebben bij de ouders tot een aanmerkelijk belang (ab) behoord. De begunstigden passen in hun aangiftes schenkbelasting met betrekking tot deze schenking van certificaten de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) toe. Een zoon van de schenkers heeft dankzij de BOR recht op een voorwaardelijke vrijstelling van € 444.790. In 2017 overlijdt de vader van deze man en de bv gaat failliet. De kinderen van de erflater en hun moeder, die mede handelt als executeur-testamentair, ondertekenen een overeenkomst. Hierin stellen zij dat zij bij de schenking van de certificaten het voornemen hadden om de desbetreffende onderneming minstens vijf jaren voort te zetten. Maar zij waren zich niet bewust van het risico van een voortijdig faillissement. Daarom willen zij met een beroep op dwaling de geschonken certificaten gratis terug leveren aan hun moeder.

Vervallen BOR bij faillissement mag niet zijn verwacht De Belastingdienst verwerpt dit beroep op dwaling en neemt daarom de toepassing van de BOR terug. Volgens de rechtbank is dat terecht. Om met succes een beroep op dwaling te kunnen doen, moeten zowel de ouders als de kinderen op het moment van de schenking van de certificaten in een bepaalde veronderstelling hebben verkeerd. Namelijk dat een faillissement van de bv binnen vijf jaar na de schenking niet zou leiden tot het vervallen van de BOR. Maar daarvoor is vereist dat de ouders en de kinderen toen al rekening hielden met een voortijdig faillissement van de bv. In deze zaak was dat niet het geval. Hun adviseur heeft verklaard pas in 2016 bekend te zijn met een reëel risico van faillissement. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarde voor een beroep op dwaling.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 03-04-2024 (gepubl. 09-04-2024).

Beperkt overgangsrecht volstaat voor inkorting 30%-regeling
Gepubliceerd op: Monday April 15, 2024

Rechtbank Noord-Holland staat een inkorting van de maximale looptijd van een beschikking 30%-regeling toe als dat het gevolg is van gewijzigde wetgeving.


Een man krijgt voor zijn tewerkstelling in Nederland op 25 april 2016 een beschikking voor de toepassing van de 30%-regeling. Deze 30%-beschikking vermeldt een looptijd te hebben van 1 april 2016 tot en met 31 maart 2024. Maar de beschikking bevat ook een voorbehoud van wijziging in wet- en regelgeving. Inderdaad vindt per 1 januari 2019 zo’n wijziging plaats doordat de maximale looptijd van de 30%-regeling wordt verkort van acht naar vijf jaar. Daarbij is sprake van slechts beperkt overgangsrecht. Voor de man betekent dit dat zijn werkgever tot en met 31 maart 2021 de 30%-regeling toepast. De man stelt dat de beperkte werking van het overgangsrecht een inbreuk vormt op het non-discriminatiebeginsel en het eigendomsrecht. Ook zou de vroegtijdige beëindiging van de 30%-regeling een individuele en buitensporig zware last voor de man vormen.

Wetgever koos bewust voor beperkt overgangsrecht De rechtbank merkt op dat de belastingrechter wetten in formele zin niet mag toetsen aan algemene rechtsbeginselen. Wil de belastingrechter een wettelijke bepaling buiten toepassing laten, dan moeten bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Het moet dan gaan om omstandigheden die de wetgever onvoldoende in zijn overweging heeft betrokken. Daardoor zou toepassing van de wettelijke bepaling in strijd komen met algemene rechtsbeginselen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt echter dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een beperkt overgangsrecht. Bovendien heeft de verkorting van de maximale looptijd van de 30%-regeling geen materieel terugwerkende kracht. Verder is een wetswijziging in zijn algemeen een geldige reden om de looptijd van een beschikking in te korten. Het is daardoor eerder zo dat oude en nieuwe situaties gelijk in plaats van ongelijk worden behandeld. De rechtbank ziet evenmin in waarom de versobering van de 30%-regeling de man harder raakt dan andere belastingplichtigen. Daarom is zijn beroep ongegrond.

Bron: Rb. Noord-Holland 08-03-2024 (gepubl. 05-04-2024).

Verzuimboete voor bereidwillige ondernemer niet gepast
Gepubliceerd op: Thursday April 11, 2024

Rechtbank Noord-Holland vindt het opleggen van een betaalverzuimboete niet passend als de belastingplichtige al duidelijk bereid is om haar fiscale verplichtingen te voldoen.


Een accountantskantoor dient namens een bv een aangifte omzetbelasting in over het tweede kwartaal 2022. De bv moet volgens deze aangifte € 138.880 aan omzetbelasting betalen. Zij voldoet echter slechts € 1.752. Voor het resterende bedrag krijgt zij een naheffingsaanslag omzetbelasting en een betaalverzuimboete van 3% opgelegd. Vervolgens gaat de bv in bezwaar en beroep tegen de verzuimboete. Zij stelt dat ze van het accountantskantoor een onjuiste versie van de btw-aangifte heeft ontvangen. In deze onjuiste versie stond een te betalen bedrag aan omzetbelasting van € 1.752 vermeld. Deze omstandigheid is voortgekomen uit een softwarefout. Zodra deze fout is ontdekt, hebben de bv en haar accountant direct maatregelen getroffen om te voorkomen dat deze situatie zich nogmaals kan voordoen. Verder wijst de bv erop dat zij al tientallen jaren tijdig haar verschuldigde omzetbelasting heeft betaald. Daarnaast neemt zij deel aan horizontaal toezicht.

Slechts beperkt verwijtbaar verzuim De rechtbank oordeelt dat inspecteur zijn afwijzing van het bezwaarschrift onvoldoende heeft gemotiveerd. Wel concludeert de rechtbank dat de fout in het softwaresysteem van de accountant voor rekening van de bv komt. Er is dus geen sprake van afwezigheid van alle schuld. In beginsel is de betaalverzuimboete daarom terecht opgelegd. Maar de rechtbank stelt ook dat de bv slechts een beperkt verwijt valt te maken. Door complicatie in de zwangerschap van zijn dochter en een brand in het bedrijfspand was het begrijpelijk dat de bestuurder van de bv de onjuiste versie van de aangifte niet als zodanig had herkend.

Verzuimboete moet correct gedrag stimuleren Bovendien redeneert de rechtbank dat het opleggen van een verzuimboete is bedoeld om ondernemers te prikkelen om regelconform gedrag te vertonen. Maar de bv is al volledig bereid om te voldoen aan haar fiscale verplichtingen. Dit blijkt uit haar betalingsverleden, haar maatregelen om herhaling van de fout te voorkomen en haar deelname aan het horizontaal toezicht. Onder zulke omstandigheden schiet het opleggen van een verzuimboete het beoogde doel ver voorbij. Daarom vermindert de rechtbank de betaalverzuimboete tot nihil.

Bron: Rb. Noord-Holland 05-03-2024 (gepubl. 05-04-2024).

Aantal MKB-bedrijven in tien jaar fors gegroeid
Gepubliceerd op: Thursday April 11, 2024

Begin 2024 zijn er in Nederland 1,5 miljoen MKB-bedrijven. Zo’n 69% meer als tien jaar geleden. De groeit van het aantal MKB-bedrijven komt vooral door de toename van het aantal zzp’ers.


Het MKB bestaat uit 1,25 miljoen zzp’ers, 258.000 microbedrijven (2 tot 10 werkzame personen) en bijna 55.000 klein- en middenbedrijven (10 tot 250 werkzame personen). In de horeca nam het aantal klein- en middenbedrijven sterker toe dan het aantal zzp’ers en microbedrijven, met name binnen de restaurants en andere eetgelegenheden. Ook binnen de informatie en communicatie nam het aantal klein- en middenbedrijven relatief toe, met name in de IT-dienstverlening. Door een toename bij de architecten- en ingenieursbureaus en de arbeidsbemiddeling is de zakelijke dienstverlening gegroeid.

Veel zzp’ers Het aantal MKB-bedrijven in de bedrijfstak vervoer en opslag is in tien jaar tijd bijna verdubbeld naar ruim 66.000, met name door de groei van het aantal zzp’ers en microbedrijven in deze bedrijfstak. Zo is het aantal zzp’ers in de bedrijfstakken taxivervoer en goederenwegvervoer (onder andere bezorgdiensten) meer dan verdrievoudigd. In de bouwnijverheid is het aantal zzp’ers meer dan verdubbeld naar ruim 231.000 in de afgelopen tien jaar. Binnen de nijverheid (geen bouw) en energie is het aantal energiebedrijven meer dan verdrievoudigd, naar bijna 3.000.

Toename bedrijven Grootste groeier in de afgelopen tien jaar zijn de uitgeverijen van software. Begin 2024 waren er 305 MKB-bedrijven op dat gebied, ruim zes keer zoveel als in 2014. Het aantal particuliere beveiligingsdiensten (12.000) is meer dan vervijfvoudigd sinds 2014. Dat geldt ook voor het aantal MKB-bedrijven in de callcenters, buizen- en kabelleggers, en de drankenindustrie (vooral bierbrouwerijen). Het aantal webwinkels is in de afgelopen tien jaar ruim verdrievoudigd naar iets meer dan 101.000.

Afname bedrijven Vergeleken met 2014 is de grootste afname bij draadgebonden telecommunicatie (-35%), tankstations (-28%) en drukkerijen (-21%). Ook het aantal cafés is in deze periode met 20% gedaald naar iets meer dan 8.000.

Bron: CBS 10-04-2024

Ondernemer moet privé-agenda’s met zakelijke afspraken bewaren
Gepubliceerd op: Wednesday April 10, 2024

Als een ondernemer zakelijke afspraken noteert in zijn privé-agenda, is zo’n agenda een onderdeel van zijn administratie dat onder de wettelijke bewaarplicht valt.


Een man drijft een belastingadvieskantoor in de vorm van een eenmanszaak. Tijdens een bij hem ingesteld boekenonderzoek verklaart hij zakelijke aangelegenheden in zijn privéagenda te hebben genoteerd. De inspecteur verzoekt de ondernemer daarom zijn privéagenda’s over 2012 tot en met 2015 over te leggen dan wel ter inzage te verstrekken. De man heeft hieraan niet voldaan. Hij verklaart niet meer te beschikken over deze privé-agenda’s. Vervolgens heeft de inspecteur een informatiebeschikking gegeven. Volgens Hof Den Bosch is dat terecht. Daarop gaat de belastingadviseur in cassatie.

Ondernemer had privé-agenda’s kunnen bewaren De Hoge Raad gaat ervan uit dat de ondernemer inderdaad niet meer over de privéagenda’s beschikt. Maar net zoals het hof meent de Hoge Raad dat de privéagenda’s gegevensdragers zijn die behoren tot de administratie van de belastingadviseur. Op grond van de wettelijke bewaarplicht had de ondernemer die agenda’s daarom zeven jaar moeten bewaren. Verder volgt uit het dossier dat de man niet in reactie op het verzoek van de inspecteur heeft aangevoerd dat hij als gevolg van overmacht niet meer beschikt over de privéagenda’s. Een en ander brengt mee dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven. Daaraan doet niet af dat de belastingadviseur niet meer beschikt over de agenda’s. De Hoge Raad verklaart daarom zijn cassatieberoep ongegrond.

Bron: Hoge Raad 05-04-2024, Hof Den Bosch 12-01-2022 (gepubl. 20-01-2022).

 

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat