Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Nieuws en actualiteiten

Lage-inkomensvoordeel werkgevers vervalt per 1 januari 2025
Gepubliceerd op: Wednesday April 24, 2024

Het lage-inkomensvoordeel werkgevers vervalt per 1 januari 2025. De Eerste Kamer stemde in met het wetsvoorstel van minister Van Gennip.


Het LIV draagt beperkt bij aan de kansen voor kwetsbare mensen op de arbeidsmarkt. Het geld dat vrijkomt doordat deze maatregel vervalt, wordt ingezet voor andere tegemoetkomingen voor werkgevers en compensatie voor sociaal ontwikkelbedrijven.

Afbouw loonkostenvoordeel ouderen Ook het loonkostenvoordeel voor werkgevers die oudere werknemers in dienst hebben, wordt vanaf volgend jaar stapsgewijs afgebouwd. Dat houdt in dat het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen op of na 1 januari 2024 wordt verlaagd (per 1 januari 2025) en afgeschaft (per 1 januari 2026). Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 blijft het loonkostenvoordeel wel gewoon gelden.

Het kabinet kiest ervoor om werkgevers op andere manieren te stimuleren om oudere werknemers in dienst nemen. Zo blijft minister Van Gennip via diverse maatregelen uit de seniorenkansenvisie inzetten op een betere arbeidsmarktpositie voor 55-plussers.

Vrijgekomen middelen anders ingezet Het geld dat vrijkomt met de afschaffing van het LIV wordt onder meer gebruikt voor het structureel maken van het ‘loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak’. Ook is geld gereserveerd om de gevolgen van de afschaffing van het LIV voor sociaal ontwikkelbedrijven te verzachten. Gemeenten ontvangen vanaf 2025 compensatie voor het afschaffen van het LIV.

Verruiming loonkostenvoordeel herplaatsen werknemer met arbeidshandicap Daarnaast worden vanaf volgend jaar de criteria verruimd van het loonkostenvoordeel voor het herplaatsen van een werknemer met een arbeidshandicap. Met de verruiming komen werkgevers in meer gevallen in aanmerking voor loonkostenvoordeel wanneer zij een werknemer met een arbeidshandicap gedeeltelijk herplaatsen in de eigen functie of (geheel of gedeeltelijk) ergens anders in het bedrijf.

Bron: Min. SZW, 16-04-2024.

Niet aangeven inkomsten door cryptohandelaar is pleitbaar
Gepubliceerd op: Wednesday April 24, 2024

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de verlengde navorderingstermijn voor de inkomsten van een cryptohandelaar niet van toepassing is. Het niet aangeven van de inkomsten uit de handel met cryptovaluta is pleitbaar. De vergrijpboete komt daarom te vervallen.


Een cryptohandelaar ontvangt in 2013 tot en met 2015 bedragen van verschillende personen vanwege de verkoop van onder meer bitcoins. De inspecteur legt met dagtekening 14 december 2019 navorderingsaanslagen IB/PVV 2013 en 2014 op. De navorderingsaanslag 2015 heeft een dagtekening van 7 november 2020.

Bij Rechtbank Noord-Nederland is in geschil of voor de inkomsten in 2013 de verlengde navorderingstermijn geldt. Verder is in geschil of de vereiste aangifte is gedaan en of de behaalde resultaten zijn te belasten als ROW of dat sprake is van normaal vermogensbeheer. Ook is de vergrijpboete in geschil.

Verlengde navorderingstermijn Op de zitting stelt de inspecteur zich nader op het standpunt dat de verlengde navorderingstermijn alleen geldt voor de ontvangsten die niet per bank zijn binnengekomen. Voor de verlengde navorderingstermijn is het niet voldoende dat de inkomsten uit het buitenland komen. Van belang is wel of de inkomsten zijn verworven in het buitenland. Dat is niet het geval. De cryptohandelaar heeft de inkomsten in Nederland achter zijn computer genoten. Bovendien kwam het geld in enveloppen in Nederland bij de handelaar binnen. Ook voor de handelstransacties is niet aannemelijk gemaakt dat deze inkomsten vormen die zijn opgekomen in het buitenland. De rechtbank verwerpt het beroep van de inspecteur op de verlengde navorderingstermijn.

Vereiste aangifte niet gedaan? Als de cryptohandelaar niet de vereiste aangifte heeft gedaan, moet de bewijslast worden omgekeerd. Volgens de inspecteur leiden de door hem toegepaste correcties ertoe dat de handelaar zowel absoluut als relatief te weinig belasting heeft aangegeven, terwijl hij zich daarvan bewust was. Een groot deel van de ontvangen bedragen zijn geen inkomsten. De rechtbank ziet slechts 4% van de ontvangsten als inkomsten (commissies). Voor 2015 is door verliesverrekening en de heffingskortingen niet aannemelijk dat zowel absoluut als relatief te weinig belasting is aangegeven. Ook voor 2014 wordt de bewijslast niet omgekeerd, omdat de handelaar een pleitbaar standpunt heeft.

Inkomsten uit cryptohandel belast als ROW Volgens de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat de handelaar werkzaamheden heeft verricht die wat aard en omvang betreft verder gingen dan louter speculatief beleggen. Verder heeft de handelaar structureel positieve resultaten behaald met de handel in cryptovaluta. Die structureel positieve resultaten worden veroorzaakt door de manier waarop de handelaar de werkzaamheden verrichtte en de bijzondere kennis die hij daarbij gebruikte. De resultaten zijn belast als resultaat overige werkzaamheden (ROW).

Pleitbaar standpunt De rechtbank is van oordeel dat de handelaar een pleitbaar standpunt heeft voor wat betreft het onbelast zijn van de inkomsten. De rechtspraak over de vraag wanneer er bij beleggingstransacties precies sprake is van meer dan normaal actief vermogensbeheer is schaars en erg casuïstisch. Voor wat betreft de handel in cryptohandel is de rechtspraak nog schaarser en er is ook geen richtinggevend arrest van de Hoge Raad. De informatie die de handelaar had ten tijde van het doen van zijn aangiften bood voldoende aanknopingspunten om te verdedigen dat inkomsten uit cryptohandel onbelast zijn. De handelaar heeft een pleitbaar standpunt ingenomen door de inkomsten niet aan te geven. De vergrijpboete komt te vervallen.

Bron: Rb. Noord-Nederland 04-04-2024 (gepubl. 22-04-2024).

Fiscus gaat lichtvaardig om met waarheid: € 80.000 PKV
Gepubliceerd op: Tuesday April 23, 2024

Voor het volharden in de weigering om alle stukken in te dienen en het houden een onrechtmatig woonplaatsonderzoek moet de fiscus de werkelijke proceskosten vergoeden.


In 1999 vindt de verkoop plaats van de onderneming van een bv. De dga van deze bv laat aan de Belastingdienst weten dat hij op 1 juni 2001 samen met zijn partner naar Zwitserland emigreert. Het is hen niet gelukt hun Nederlandse woning te verkopen. Door zijn emigratie behaalt de dga een fictief vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang (ab). Daarom krijgt hij een conserverende aanslag opgelegd. Na tien jaar vindt een kwijtschelding van deze conserverende aanslag plaats. Daarna verkoopt de dga zijn ab-pakket. Eind 2014/begin 2015 vraagt echter een tipgever aan een medewerkgever van de Belastingdienst of het mogelijk is dat een Nederlander in Zwitserland onroerend goed bezit. De medewerker vraagt naar de naam van deze Nederlander, waarop de tipgever de naam van de dga noemt. Vervolgens zoekt de medewerker informatie over de dga en verzoekt een collega om een woonplaatsonderzoek in te stellen ten aanzien van de dga.

Beroep tegen navorderingsaanslag Naar aanleiding van het woonplaatsonderzoek en een derdenonderzoek bij de voormalig personal trainer van de dga trekt de Belastingdienst de conclusie dat de dga gewoon in Nederland woont. Daarom legt de inspecteur hem een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over 2011 op. De dga gaat daartegen in beroep. Rechtbank Gelderland verklaart zijn beroep ongegrond. De dga ontvangt wel een immateriële schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn. Maar hij gaat in hoger beroep. Voor het hof stelt hij onder andere dat zijn recht op een eerlijk proces is geschonden. Ook betwist hij dat de inspecteur de bewijsmiddelen met betrekking tot zijn woonplaats van belanghebbende op rechtmatige wijze heeft verkregen. De fiscus zou evenmin beschikken over een nieuw feit. Verder handhaaft de dga zijn standpunt dat hij niet in Nederland woont. Ten slotte vordert hij een hogere proceskostenvergoeding dan het gebruikelijke forfait.

Bewijsmiddelen uit onderzoek uitgesloten als bewijs In de hoger beroepsprocedure heeft Hof Arnhem-Leeuwarden het verzoek van de inspecteur om beperkte kennisneming afgewezen. Maar de inspecteur volhardt in zijn weigering om bepaalde stukken in te dienen. Verder blijkt uit een ambtsedige verklaring van de medewerker die met de tipgever heeft gesproken dat de gang van zaken rondom de tip en de tipgever anders is geweest dan zoals de inspecteur die eerder in de procedure had voorgesteld. Maar zelfs als dat niet zo was geweest, lag de aanleiding om een woonplaatsonderzoek te starten in de privésfeer. De aanleiding is volgens het hof ook onrechtmatig. Het hof sluit daarom de bewijsmiddelen die uit dit onderzoek zijn gekomen uit als bewijs. Vervolgens vernietigt het hof de naheffingsaanslag. Bovendien oordeelt het hof dat de inspecteur op zijn minst zeer lichtvaardig met de waarheid is omgesprongen. Daarom moet hij de dga een bijzondere proceskostenvergoeding van € 80.000 betalen.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 16-04-2024 (gepubliceerd 17-04-2024).

Internetconsultatie aanpassingen BOR en doorschuifregeling
Gepubliceerd op: Tuesday April 23, 2024

Het ministerie van Financiën is een internetconsultatie gestart over drie maatregelen uit het pakket Belastingplan 2025 over de BOR en doorschuifregeling.


Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de BOR en de DSR ab doelmatiger en beter uitvoerbaar wordt en tevens minder aantrekkelijk wordt voor onbedoeld gebruik. De toegang tot de BOR en de DSR ab zal niet langer open staan voor elk aanmerkelijk belang, ongeacht de omvang. Gewone aandelen die minimaal 5% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen blijven kwalificeren, andere belangen niet meer.

De versoepeling van de bezits- en voortzettingseis in de BOR houdt twee maatregelen in. Gedurende de bezitstermijn en de voortzettingstermijn kunnen ondernemers de onderneming makkelijker herstructureren zonder dat de voorwaardelijke vrijstelling van de BOR verloren gaat.

Daarnaast wordt de voortzettingstermijn verkort van vijf naar drie jaar. Het wetsvoorstel bevat ook twee maatregelen om onbedoeld gebruik van de BOR door middel van het starten van een onderneming op (zeer) hoge leeftijd (ook wel aangeduid met de term rollatorinvesteringen) en door middel van dubbel-BOR tegen te gaan. Deze maatregelen zijn voor een zeer beperkte groep belastingplichtigen relevant.

De internetconsultatie staat open tot en met 19 mei 2024.

Bron: MvF 19-04-2024.

Openstelling subsidieregeling emissieloze bedrijfsauto’s vanaf 23 april 2024
Gepubliceerd op: Monday April 22, 2024

Het aanvraagloket voor de subsidieregeling emissieloze bedrijfsauto’s gaat 23 april 2024 vanaf 7.00 open. Het beschikbare budget is € 30 miljoen.


RVO meldt dat het geen nut heeft om aan te vragen voor een bedrijfsauto die voor het aanvraagmoment van de SEBA al in het RDW-kentekenregister staat. De eerste toekenningen worden half mei verwacht.

Alle voorwaarden staan op www.rvo.nl/seba.

Bron: Min. IenW, 16-04-2024.

Geen belastingrente over periode na spontaan betalen aanslag
Gepubliceerd op: Monday April 22, 2024

De IB- of Vpb-belastingplichtige hoeft geen belastingrente te betalen over dat deel van het tijdvak waarin de fiscus door een spontane betaling al beschikte over het verschuldigde belastingbedrag.


Een man heeft op 12 september 2022 zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2021 ingediend. Vervolgens verzoekt hij de Belastingdienst diverse malen om hem een definitieve aanslag over 2021 op te leggen. Vanwege het uitblijven van zo’n aanslag maakt de man op eigen initiatief op 31 december 2022 het belastingbedrag over dat voortvloeit uit de aangifte. Op 14 februari 2023 legt de inspecteur de man alsnog de definitieve aanslag inkomstenbelasting over 2021 op. De Belastingdienst komt op hetzelfde belastingbedrag uit als de man. Maar daarnaast heeft de inspecteur belastingrente berekend over de periode van 1 juli 2022 tot en met 23 januari 2023. De man gaat in bezwaar en beroep tegen de berekening van de belastingrente.

Betaling doet belastingrentetermijn eindigen Rechtbank Den Haag oordeelt dat de man alleen belastingrente hoeft te betalen over de periode van 1 juli 2022 tot 31 december 2022. Vanaf 31 december 2022 beschikt de Belastingdienst immers over het verschuldigde belastingbedrag. De rechtbank ziet geen reden voor de fiscus om daarna nog belastingrente in rekening te brengen. Dat aan de man geen voorlopige aanslag is opgelegd, maakt dit niet anders.

Bron: Rb. Den Haag 03-04-2024 (gepubl. 17-04-2024).

Geen ambtshalve vermindering na fiscale afrekening
Gepubliceerd op: Thursday April 18, 2024

Is in een onherroepelijke uitspraak vastgesteld dat in een bepaald jaar een onderneming is gestaakt? Dan kan de ondernemer niet jaren later een stakingsverlies claimen.


Bij het opleggen van een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over 2009 is de inspecteur ervan uitgegaan dat een ondernemer in 2009 zijn onderneming heeft gestaakt. De ondernemer procedeert tegen deze navorderingsaanslag. Uiteindelijk bereiken de partijen tijdens de zitting een compromis. Daardoor wijzigt de Belastingdienst de navorderingsaanslag zo dat de stakingswinst € 100.000 bedraagt. De belastingrechter heeft uitspraak gedaan conform het compromis. De ondernemer gaat later nog in cassatie tegen deze uitspraak. Maar uiteindelijk trekt hij dat cassatieberoep in, evenals zijn latere verzoek om herziening van deze uitspraak. Wel verzoekt de man later om een ambtshalve vermindering van zijn nihilaanslag over 2017. Hij motiveert dit verzoek met de stelling dat hij in 2017 nog een stakingsverlies heeft geleden. Wanneer de fiscus dit verzoek om ambtshalve vermindering afwijst, gaat de man in beroep.

Wel procesbelang, geen hoorrecht geschonden Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt ten eerste vast dat het beroep van de man ontvankelijk is, omdat hij een procesbelang heeft. Dit procesbelang is gelegen in de mogelijkheid tot verliesverrekening. Maar de rechtbank verwerpt vervolgens de stelling van de man dat zijn hoorrecht is geschonden. De inspecteur heeft tweemaal data voor een hoorzitting voorgesteld. Hoewel de man daarbij de gelegenheid is geboden om met een alternatieve datum te komen, heeft hij deze gelegenheid niet benut. De man werpt tegen dat hij de hoorzitting tot nader order heeft willen uitstellen omdat hij eerst reacties van diverse instanties op diverse verzoeken wilde ontvangen. Deze stelling maakt echter niet dat de Belastingdienst het hoorrecht heeft geschonden.

Staking in 2009 stond vast Ten slotte gaat de rechtbank na of de inspecteur terecht het verzoek om ambtshalve vermindering heeft afgewezen. De rechtbank merkt op dat in de voorafgaande beroepsprocedure de partijen en de rechter al zijn uitgegaan van een staking in 2009. Voor dat jaar is ook een stakingswinst in aanmerking genomen. Deze uitspraak staat onherroepelijk vast. Dat betekent dat in 2009 de fiscale afrekening heeft plaatsgevonden. Er is dan geen ruimte meer om voor 2017 nog een verlies uit de onderneming in aanmerking te nemen. Het verzoek om de ambtshalve vermindering is daarom terecht afgewezen.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 12-04-2024 (gepubl. 16-04-2024).

Openstelling subsidieregeling emissieloze bedrijfsauto’s vanaf 23 april 2024
Gepubliceerd op: Thursday April 18, 2024

Het aanvraagloket voor de subsidieregeling emissieloze bedrijfsauto’s (SEBA) gaat 23 april 2024 vanaf 7.00 open. Het beschikbare budget is € 30 miljoen.


Het subsidiepercentage voor grote ondernemingen is in 2024 7% (was 10%). Voor middelgrote ondernemingen blijft het subsidiepercentage 10% en voor kleine ondernemingen 12%. 2024 is het laatste jaar dat SEBA aangevraagd kan worden.
RVO meldt dat het geen nut heeft om subsidie aan te vragen voor een bedrijfsauto die voor het aanvraagmoment van de SEBA al in het RDW-kentekenregister staat. De eerste toekenningen worden half mei verwacht.

Alle voorwaarden staan op https://www.rvo.nl/seba.

Bron: Min. IenW, 16-04-2024.

€ 125 verschil in box 3-rendement kan significant zijn
Gepubliceerd op: Wednesday April 17, 2024

Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant is een forfaitair rendement van € 302 significant hoger dan een werkelijk rendement van € 177. En dus moet dan nader rechtsherstel plaatsvinden.


Een vrouw heeft in haar aangifte inkomstenbelasting over 2019 een grondslag sparen en beleggen aangegeven van € 432.888. Deze grondslag bestaat volledig uit bank- en spaarrekeningen na aftrek van het heffingsvrije vermogen. Nadat de Belastingdienst rechtsherstel conform het Besluit rechtsherstel box 3 heeft geboden, bedraagt het box 3-inkomen van de vrouw over 2019 € 302. De vrouw gaat toch in beroep. Tijdens de zitting voor de rechtbank komt vast te staan dat haar werkelijk rendement over het box 3-vermogen in 2019 € 177 heeft bedragen. De rechtbank vindt dat verschil significant en biedt daarom nader rechtsherstel door het box 3-inkomen over 2019 te verlagen tot € 177. Ook krijgt de vrouw een vergoeding van wettelijke rente toegekend. Deze vergoeding is berekend over de periode tussen de datum van betaling van de in strijd met het eigendomsrecht geheven box 3-heffing en de datum van terugbetaling daarvan.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 04-04-2024 (gepubl. 11-04-2024).

Eerste Kamer tegen extra verhoging wettelijk minimumloon
Gepubliceerd op: Wednesday April 17, 2024

De Eerste Kamer heeft tegen de extra verhoging van het wettelijk minimumloon gestemd. Hierdoor gaat de extra verhoging met 1,2% per 1 juli niet door. De reguliere indexering van het minimumloon gaat wel door.


De Tweede Kamer heeft in oktober een amendement aangenomen om het wettelijk minimumloon extra te verhogen. Hiervoor was een spoedwet nodig. De Eerste Kamer heeft nu tegen deze spoedwet gestemd, waardoor de extra verhoging niet doorgaat. Zoals gebruikelijk wordt het minimumloon vanaf 1 juli wel regulier geïndexeerd, ofwel aangepast aan de groei van de cao-lonen. Daarom stijgt het minimumloon met 3,09%. Daarmee wordt het minimumloon per 1 juli € 13,68 per uur bruto. Dit werkt ook door in uitkeringen zoals de bijstand, AOW en UWV-uitkeringen.

Aandeleninkoop Er is ook een motie aangenomen door de Eerste Kamer om een aantal belastingverhogingen die bedoeld waren ter dekking van de extra verhoging van het minimumloon terug te draaien. In het amendement is voorgesteld de verhoging van het minimumloon te bekostigen door:

  • het belasten van de inkoop van eigen aandelen gelijk aan de belasting op het uitkeren van dividend, met een opbrengst van € 1,2 miljard;

  • een taakstellende verhoging van de bankenbelasting met € 350 miljoen;

  • een verhoging van het (top)tarief in box 2 en box 3 met 2%, met een opbrengst van circa € 450 miljoen.

Op advies van staatssecretaris Van Rij is de motie aangepast en worden de maatregelen teruggedraaid tot de bekostiging van de verhoging van het minimumloon van € 820 miljoen.

Bron: Eerste Kamer 16-04-2024.

 

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat