Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Nieuws en actualiteiten

Beperkt overgangsrecht volstaat voor inkorting 30%-regeling
Gepubliceerd op: Monday April 15, 2024

Rechtbank Noord-Holland staat een inkorting van de maximale looptijd van een beschikking 30%-regeling toe als dat het gevolg is van gewijzigde wetgeving.


Een man krijgt voor zijn tewerkstelling in Nederland op 25 april 2016 een beschikking voor de toepassing van de 30%-regeling. Deze 30%-beschikking vermeldt een looptijd te hebben van 1 april 2016 tot en met 31 maart 2024. Maar de beschikking bevat ook een voorbehoud van wijziging in wet- en regelgeving. Inderdaad vindt per 1 januari 2019 zo’n wijziging plaats doordat de maximale looptijd van de 30%-regeling wordt verkort van acht naar vijf jaar. Daarbij is sprake van slechts beperkt overgangsrecht. Voor de man betekent dit dat zijn werkgever tot en met 31 maart 2021 de 30%-regeling toepast. De man stelt dat de beperkte werking van het overgangsrecht een inbreuk vormt op het non-discriminatiebeginsel en het eigendomsrecht. Ook zou de vroegtijdige beëindiging van de 30%-regeling een individuele en buitensporig zware last voor de man vormen.

Wetgever koos bewust voor beperkt overgangsrecht De rechtbank merkt op dat de belastingrechter wetten in formele zin niet mag toetsen aan algemene rechtsbeginselen. Wil de belastingrechter een wettelijke bepaling buiten toepassing laten, dan moeten bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Het moet dan gaan om omstandigheden die de wetgever onvoldoende in zijn overweging heeft betrokken. Daardoor zou toepassing van de wettelijke bepaling in strijd komen met algemene rechtsbeginselen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt echter dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een beperkt overgangsrecht. Bovendien heeft de verkorting van de maximale looptijd van de 30%-regeling geen materieel terugwerkende kracht. Verder is een wetswijziging in zijn algemeen een geldige reden om de looptijd van een beschikking in te korten. Het is daardoor eerder zo dat oude en nieuwe situaties gelijk in plaats van ongelijk worden behandeld. De rechtbank ziet evenmin in waarom de versobering van de 30%-regeling de man harder raakt dan andere belastingplichtigen. Daarom is zijn beroep ongegrond.

Bron: Rb. Noord-Holland 08-03-2024 (gepubl. 05-04-2024).

Verzuimboete voor bereidwillige ondernemer niet gepast
Gepubliceerd op: Thursday April 11, 2024

Rechtbank Noord-Holland vindt het opleggen van een betaalverzuimboete niet passend als de belastingplichtige al duidelijk bereid is om haar fiscale verplichtingen te voldoen.


Een accountantskantoor dient namens een bv een aangifte omzetbelasting in over het tweede kwartaal 2022. De bv moet volgens deze aangifte € 138.880 aan omzetbelasting betalen. Zij voldoet echter slechts € 1.752. Voor het resterende bedrag krijgt zij een naheffingsaanslag omzetbelasting en een betaalverzuimboete van 3% opgelegd. Vervolgens gaat de bv in bezwaar en beroep tegen de verzuimboete. Zij stelt dat ze van het accountantskantoor een onjuiste versie van de btw-aangifte heeft ontvangen. In deze onjuiste versie stond een te betalen bedrag aan omzetbelasting van € 1.752 vermeld. Deze omstandigheid is voortgekomen uit een softwarefout. Zodra deze fout is ontdekt, hebben de bv en haar accountant direct maatregelen getroffen om te voorkomen dat deze situatie zich nogmaals kan voordoen. Verder wijst de bv erop dat zij al tientallen jaren tijdig haar verschuldigde omzetbelasting heeft betaald. Daarnaast neemt zij deel aan horizontaal toezicht.

Slechts beperkt verwijtbaar verzuim De rechtbank oordeelt dat inspecteur zijn afwijzing van het bezwaarschrift onvoldoende heeft gemotiveerd. Wel concludeert de rechtbank dat de fout in het softwaresysteem van de accountant voor rekening van de bv komt. Er is dus geen sprake van afwezigheid van alle schuld. In beginsel is de betaalverzuimboete daarom terecht opgelegd. Maar de rechtbank stelt ook dat de bv slechts een beperkt verwijt valt te maken. Door complicatie in de zwangerschap van zijn dochter en een brand in het bedrijfspand was het begrijpelijk dat de bestuurder van de bv de onjuiste versie van de aangifte niet als zodanig had herkend.

Verzuimboete moet correct gedrag stimuleren Bovendien redeneert de rechtbank dat het opleggen van een verzuimboete is bedoeld om ondernemers te prikkelen om regelconform gedrag te vertonen. Maar de bv is al volledig bereid om te voldoen aan haar fiscale verplichtingen. Dit blijkt uit haar betalingsverleden, haar maatregelen om herhaling van de fout te voorkomen en haar deelname aan het horizontaal toezicht. Onder zulke omstandigheden schiet het opleggen van een verzuimboete het beoogde doel ver voorbij. Daarom vermindert de rechtbank de betaalverzuimboete tot nihil.

Bron: Rb. Noord-Holland 05-03-2024 (gepubl. 05-04-2024).

Aantal MKB-bedrijven in tien jaar fors gegroeid
Gepubliceerd op: Thursday April 11, 2024

Begin 2024 zijn er in Nederland 1,5 miljoen MKB-bedrijven. Zo’n 69% meer als tien jaar geleden. De groeit van het aantal MKB-bedrijven komt vooral door de toename van het aantal zzp’ers.


Het MKB bestaat uit 1,25 miljoen zzp’ers, 258.000 microbedrijven (2 tot 10 werkzame personen) en bijna 55.000 klein- en middenbedrijven (10 tot 250 werkzame personen). In de horeca nam het aantal klein- en middenbedrijven sterker toe dan het aantal zzp’ers en microbedrijven, met name binnen de restaurants en andere eetgelegenheden. Ook binnen de informatie en communicatie nam het aantal klein- en middenbedrijven relatief toe, met name in de IT-dienstverlening. Door een toename bij de architecten- en ingenieursbureaus en de arbeidsbemiddeling is de zakelijke dienstverlening gegroeid.

Veel zzp’ers Het aantal MKB-bedrijven in de bedrijfstak vervoer en opslag is in tien jaar tijd bijna verdubbeld naar ruim 66.000, met name door de groei van het aantal zzp’ers en microbedrijven in deze bedrijfstak. Zo is het aantal zzp’ers in de bedrijfstakken taxivervoer en goederenwegvervoer (onder andere bezorgdiensten) meer dan verdrievoudigd. In de bouwnijverheid is het aantal zzp’ers meer dan verdubbeld naar ruim 231.000 in de afgelopen tien jaar. Binnen de nijverheid (geen bouw) en energie is het aantal energiebedrijven meer dan verdrievoudigd, naar bijna 3.000.

Toename bedrijven Grootste groeier in de afgelopen tien jaar zijn de uitgeverijen van software. Begin 2024 waren er 305 MKB-bedrijven op dat gebied, ruim zes keer zoveel als in 2014. Het aantal particuliere beveiligingsdiensten (12.000) is meer dan vervijfvoudigd sinds 2014. Dat geldt ook voor het aantal MKB-bedrijven in de callcenters, buizen- en kabelleggers, en de drankenindustrie (vooral bierbrouwerijen). Het aantal webwinkels is in de afgelopen tien jaar ruim verdrievoudigd naar iets meer dan 101.000.

Afname bedrijven Vergeleken met 2014 is de grootste afname bij draadgebonden telecommunicatie (-35%), tankstations (-28%) en drukkerijen (-21%). Ook het aantal cafés is in deze periode met 20% gedaald naar iets meer dan 8.000.

Bron: CBS 10-04-2024

Ondernemer moet privé-agenda’s met zakelijke afspraken bewaren
Gepubliceerd op: Wednesday April 10, 2024

Als een ondernemer zakelijke afspraken noteert in zijn privé-agenda, is zo’n agenda een onderdeel van zijn administratie dat onder de wettelijke bewaarplicht valt.


Een man drijft een belastingadvieskantoor in de vorm van een eenmanszaak. Tijdens een bij hem ingesteld boekenonderzoek verklaart hij zakelijke aangelegenheden in zijn privéagenda te hebben genoteerd. De inspecteur verzoekt de ondernemer daarom zijn privéagenda’s over 2012 tot en met 2015 over te leggen dan wel ter inzage te verstrekken. De man heeft hieraan niet voldaan. Hij verklaart niet meer te beschikken over deze privé-agenda’s. Vervolgens heeft de inspecteur een informatiebeschikking gegeven. Volgens Hof Den Bosch is dat terecht. Daarop gaat de belastingadviseur in cassatie.

Ondernemer had privé-agenda’s kunnen bewaren De Hoge Raad gaat ervan uit dat de ondernemer inderdaad niet meer over de privéagenda’s beschikt. Maar net zoals het hof meent de Hoge Raad dat de privéagenda’s gegevensdragers zijn die behoren tot de administratie van de belastingadviseur. Op grond van de wettelijke bewaarplicht had de ondernemer die agenda’s daarom zeven jaar moeten bewaren. Verder volgt uit het dossier dat de man niet in reactie op het verzoek van de inspecteur heeft aangevoerd dat hij als gevolg van overmacht niet meer beschikt over de privéagenda’s. Een en ander brengt mee dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven. Daaraan doet niet af dat de belastingadviseur niet meer beschikt over de agenda’s. De Hoge Raad verklaart daarom zijn cassatieberoep ongegrond.

Bron: Hoge Raad 05-04-2024, Hof Den Bosch 12-01-2022 (gepubl. 20-01-2022).

Eerste Kamer tegen extra verhoging minimumloon
Gepubliceerd op: Wednesday April 10, 2024

De extra verhoging van het minimumloon met 1,2% gaat niet door. BBB, die in de Tweede Kamer tegenstemde, zal ook in de senaat tegenstemmen, vertelt BBB-senator Eugene Heijnen tegen de NOS. Ook VVD, CDA, JA21, SGP en FvD stemden in de Tweede Kamer al tegen. Samen hebben deze partijen 39 van 75 zetels in de Eerste Kamer.


De extra verhoging van het minimumloon had niet alleen bedrijven en andere werkgevers meer geld gekost. Ook de overheid was duurder uit geweest omdat de uitkeringen en de AOW meestijgen. Van de € 857 miljoen per jaar zou € 517 miljoen naar de verhoging van de AOW gaan. Ook dat is voor BBB een reden om tegen te stemmen, zegt Heijnen.

Vakbond FNV vindt het schandalig dat de BBB in de Eerste Kamer de extra verhoging van het minimumloon tegenhoudt. ‘De beloftes van meer bestaanszekerheid zoals die gedaan werden tijdens de verkiezingscampagne, blijken al bij de eerste de beste gelegenheid niets meer waard’, zegt de vicevoorzitter van de grootste vakbond, Zakaria Boufangacha.

Bron: NOS 09-04-2024.

Hof beperkt grondslag excessieve vertrekvergoeding
Gepubliceerd op: Tuesday April 09, 2024

Hof Den Bosch oordeelt dat vrije vergoedingen en verstrekkingen van de werkkostenregeling niet tot het loonbegrip voor de excessieve vertrekvergoeding behoren.


Een lid van de Raad van Bestuur van een onderneming is een vanuit het buitenland geworven werknemer. Hiervoor past de werkgever de eindheffing vanwege de 30%-regeling toe. Per 25 april 2018 is deze werknemer ontslagen. De werkgever past voor deze werknemer de regeling voor excessieve vertrekvergoeding toe. Naar aanleiding hiervan legt de Belastingdienst een naheffingsaanslag loonheffingen op. Bij Hof Den Bosch is de hoogte van de naheffingsaanslag in geschil. De werkgever past voor diverse gerichte vrijstellingen eindheffing toe, onder meer vanwege de 30%-regeling. Meer specifiek is daarom in geschil of het bedrag van de toegepaste gerichte vrijstellingen behoren tot het toetsloon voor de excessieve vertrekvergoeding.

Oordeel hof De werkkostenregeling is ingevoerd als vereenvoudiging. Als vrije vergoedingen en verstrekkingen tot het loonbegrip gaan behoren in het kader van de excessieve vertrekregeling, is dat in strijd met het doel van vereenvoudiging. Voorts is relevant dat bij invoering van de pseudo-eindheffing over de vertrekvergoeding de destijds geldende vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen niet tot het loonbegrip behoorden voor de excessieve vertrekvergoeding. Als deze wel tot voornoemd loonbegrip hadden moeten behoren, had het voor de hand gelegen dat de wetgever dit zou hebben geregeld. Voor aandelenopties is dit bijvoorbeeld wel expliciet geregeld. Het hof is het daarom met de werknemer eens dat moet worden uitgegaan van een wetshistorische en wetssystematische uitleg van het loonbegrip. Hieruit volgt dat vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen niet tot het loonbegrip voor de excessieve vertrekvergoeding behoren.

Bron: Hof Den Bosch 21-02-2024 (gepubl. 04-04-2024).

Kosten overwerk WW-premie omlaag bij vaste contracten
Gepubliceerd op: Tuesday April 09, 2024

De kosten van overwerk in de WW-premie gaan per 1 januari 2025 omlaag bij grote vaste contracten. De ministerraad heeft ingestemd met dit voorstel van minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De maatregel draagt bij aan interne wendbaarheid van en is een lastenverlaging voor bedrijven.


Het kabinet heeft vorig jaar met de werkgevers- en werknemersorganisaties afspraken gemaakt die zorgen voor meer zekerheid voor werknemers en meer wendbaarheid voor bedrijven. Een van de afspraken uit dit arbeidsmarktpakket is een verruiming voor overwerk in premiedifferentiatie in de WW.

De premiedifferentiatie in de WW houdt in dat werkgevers een lagere premie afdragen voor vaste contracten en een hogere WW-premie voor flexibele contracten. Om werkgevers flexibiliteit te bieden, mag een werknemer 30% overwerken naast de uren van het vaste contract. Als er naast het vaste aantal uren gemiddeld meer dan 30% extra wordt overgewerkt gaat voor dat hele jaar met terugwerkende kracht het hoge WW-tarief gelden.

De grotere arbeidscontracten waarbij een werknemer gemiddeld 35 uur of meer per week werkt zijn van deze regel uitgezonderd. Deze uitzondering wordt nu verruimd naar contracten met gemiddeld 30 uur per week. Hiermee wordt de interne wendbaarheid van bedrijven vergroot terwijl werknemers de zekerheid van hun contract houden. De wijziging wordt geraamd op een lastenverlichting voor werkgevers van € 15,5 miljoen.

Bron: Min. SZW, 05-04-2024.

Geen verklaring voor onterecht niet verkregen ontslagvergoedingen
Gepubliceerd op: Tuesday April 09, 2024

Een verklaring waarom de transitievergoeding niet altijd wordt uitbetaald, is nog niet te geven. Minister Van Gennip geeft antwoord op vragen over het bericht ‘Jaarlijks hebben duizenden flexwerkers recht op ontslagvergoeding, maar ze krijgen die haast nooit’.


De minister vindt het een slechte zaak dat er uitzendkrachten zijn die hun transitievergoeding niet betaald hebben gekregen. Werknemers horen gewoon te krijgen waar zij recht op hebben, dus ook een transitievergoeding als hun dienstverband beëindigd wordt of niet verlengd wordt. Een verklaring waarom de transitievergoeding niet altijd wordt uitbetaald, is nog niet te geven. De Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) wordt in 2025 geëvalueerd. De evaluatie zal zich onder meer richting op de vraag hoe de transitievergoeding in de praktijk uitpakt.

Transitievergoeding opeisen Een minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan zich niet in individuele zaken mengen. Het is aan de werknemer om de transitievergoeding op te eisen als de werkgever niet overgaat tot uitbetaling daarvan. Als de werkgever de transitievergoeding niet betaalt, moet de werknemer binnen drie maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst die opeisen. Dit is de zogenaamde vervaltermijn. De werknemer kan eerst verzoeken om tot uitbetaling over te gaan. Doet hij dit niet, dan moet de werknemer binnen drie maanden na de einddatum van de arbeidsovereenkomst een verzoekschrift indienen bij de kantonrechter om de transitievergoeding op te eisen. Er is gekozen voor de vervaltermijn van drie maanden om de periode van onzekerheid over het einde van de arbeidsovereenkomst en de gevolgen daarvan voor de werkgever en werknemer zo kort mogelijk te houden. In uitzonderlijke gevallen biedt een beroep op redelijkheid een billijkheid een opening voor een langere vervaltermijn. De minister vindt het belangrijk om de evaluatie van de WAB te doen om inzicht te krijgen in de werking van het huidige stelsel. Op basis van onder meer de uitkomsten van de WAB-evaluatie, zal de afweging worden gemaakt of er aanleiding is voor een wetswijziging op dit punt.

Bron: Min. SZW 03-04-2024.

Geen uitdeling omdat bewustheid daarvan ontbrak
Gepubliceerd op: Monday April 08, 2024

De rechtbank oordeelt dat geen sprake is geweest van een uitdeling. De dga heeft voor de verkoopprijs van zijn woning aan zijn bv vertrouwd op een door een erkende taxateur vastgestelde waarde van zijn woning. Van een bewuste vermogensverschuiving is geen sprake.


Een dga en zijn echtgenote verkopen op 16 maart 2017 hun woning aan de holding voor € 768.000. Naar aanleiding van deze verkoop stelt de Belastingdienst een boekenonderzoek in. De Rijkstaxateur taxeert de woning op € 671.000. De Belastingdienst stelt dat de bv de dga heeft bevoordeeld door de woning voor een te hoog bedrag van de dga te kopen en legt aan de dga en zijn echtgenote een navorderingsaanslag op. Daarbij is € 97.000 als inkomen in box 2 in aanmerking genomen. Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het de vraag of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd, meer specifiek is in geschil of sprake is van een uitdeling.

Aanleiding voor verkoop woning aan de holding De dga heeft de woning eerst onderhands willen verkopen voor € 849.000. Dat is niet gelukt. Omdat binnen de werkmaatschappij behoefte was aan representatieve ruimte is besloten om in de tussentijd de werkmaatschappij naar de woning te laten verhuizen. Omdat de woning onverkoopbaar bleef is vervolgens besloten om de woning aan de holding te verkopen en de werkmaatschappij de woning te laten huren van de holding. Nadat de waarde van de woning door de taxateur in 2016 is vastgesteld, is de economische eigendom van de woning met terugwerkende kracht naar 1 september 2015 aan de holding verkocht voor de getaxeerde waarde. Voor de waardering van de woning is aangesloten bij de waardering door een taxateur. De dga heeft als leek vertrouwd op een taxatie van een erkende, in de omgeving van de woning werkende, NVM-taxateur.

Oordeel rechtbank Voor een uitdeling is vereist dat de vennootschap en de dga zich bewust zijn geweest van een vermogensverschuiving. De rechtbank oordeelt dat er geen uitdeling is geweest omdat het bewustzijn er niet is geweest. Dit gelet op de gang van zaken en het taxatierapport waarin de waarde van de woning is vastgesteld op € 768.000. De navorderingsaanslagen worden vernietigd.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 21-03-2024 (gepubliceerd 02-04-2024).

Geen 30%-regeling na studie in Antwerpen
Gepubliceerd op: Thursday April 04, 2024

Om onder de 30%-regeling te vallen, moet een werknemer gedurende een bepaalde periode vóór zijn tewerkstelling in Nederland ver genoeg van Nederland wonen.


Een man met de Indiase nationaliteit heeft van 24 september 2019 tot en met 31 oktober 2020 een verblijfsvergunning in België. In die periode volgt hij in België een masteropleiding. Na zijn afstuderen verkrijgt de man een verblijfsvergunning van een jaar zodat hij in Nederland een baan kan vinden. Op 4 november 2020 schrijft hij zich in de basisregistratie personen in op een Nederlands adres en opent hij in Nederland een bankrekening. Van 4 december 2020 tot en met 28 februari 2021 verricht hij werkzaamheden verricht voor een uitzendbureau. Op 8 maart 2021 sluit de man een arbeidsovereenkomst met een Nederlandse werkgever. De man is per 15 maart 2021 als trainee in dienst getreden bij deze werkgever. De man meent dat zijn werkgever de 30%-regeling mag toepassen. Maar de Belastingdienst wijst de toepassing van deze regeling af. De inspecteur betwist dat de man kwalificeert als een ingekomen werknemer.

Niet uit het buitenland aangeworven Om in het kader van de 30%-regeling te kwalificeren als een ingekomen werknemer moet de man voldoen aan bepaalde voorwaarden. Een van de voorwaarden is dat hij vanuit het buitenland is aangeworven. Ook moet hij in meer dan twee derde van de periode van 24 maanden voorafgaand aan de aanvang van zijn tewerkstelling in Nederland in het buitenland woonachtig zijn geweest. Bovendien moet in die periode zijn woonplaats meer dan 150 kilometer van de grens van Nederland verwijderd zijn geweest. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de man bij het aangaan van zijn dienstbetrekking al in Nederland woonde. Hij had al uitzendactiviteiten verricht en zocht naar een vaste baan in Nederland. Dat hij aanvankelijk nog maar een tijdelijke verblijfsvergunning had, maakt dat niet anders.

Te dicht bij de Nederlandse grens gewoond Verder maakt de man niet aannemelijk dat in meer dan twee derde van de periode van 24 maanden vóór zijn tewerkstelling zijn woonplaats meer dan 150 kilometer was verwijderd van de Nederlandse grens. Tijdens zijn studie in België verbleef hij bijvoorbeeld in Antwerpen, dat minder dan 150 kilometer is verwijderd van de Nederlandse grens. De rechtbank constateert dat de man niet voldoet aan de voorwaarden voor de kwalificatie als ingekomen werknemer. De toepassing van de 30%-regeling is daarom terecht geweigerd.

Bron: Rb. Den Haag 23-01-2024 (gepubl. 27-03-2024).

 

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat