Uw boekhouding laten doen?

Ervaar zorgeloos boekhouden en haal het maximale uit uw bedrijf.


Nieuws en actualiteiten

Vraag Verklaring Omtrent het Gedrag digitaal aan
Gepubliceerd op: Tuesday April 16, 2024

Vanaf 22 mei 2024 is het voor iedereen mogelijk om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) digitaal aan te vragen. Het is ook nog steeds mogelijk om een VOG bij de gemeente aan te vragen.


Werkgevers kunnen de digitale VOG voor hun medewerkers klaarzetten via Justis.nl (https://www.justis.nl/producten/verklaring-omtrent-het-gedrag/werkgevers-en-organisaties). Hiervoor moet de werkgever over eHerkenning (EH2+ en EH3 of hoger) beschikken. De werkgever heeft altijd de verantwoordelijkheid om de VOG op echtheid en juistheid te controleren. Ook moet de Berichtenbox bij de medewerker zijn geactiveerd. Dat doet men door aan te geven dat de screeningsautoriteit Justis een organisatie is waar men digitale post van wil ontvangen. Ook moet een actueel, werkend e-mailadres worden opgegeven. Dit zijn eenmalige stappen. Een digitale of papieren VOG via Justis kost € 33,85. Een digitale VOG ontvangt men alleen bij een digitale aanvraag. Vraagt men een VOG aan via de gemeente, dan kan men de VOG niet digitaal ontvangen.

Gratis VOG voor vrijwilligers Vrijwilligers die met kinderen of kwetsbare personen werken, kunnen gratis een VOG aanvragen. Organisaties die in aanmerking willen komen voor de regeling voor een gratis VOG, kunnen zich aanmelden via de website https://www.gratisvog.nl. Het CIBG (onderdeel van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) beoordeelt of de organisatie aan de voorwaarden voldoet en laat haar dit weten.

Verschillen De digitale VOG bevat grotendeels dezelfde informatie als de papieren VOG. Alleen het postadres van de aanvrager is weggelaten. De verschillen zitten vooral in de vorm: de digitale VOG is roze en de papieren VOG is blauw. De zichtbare echtheidskenmerken, zoals het watermerk, zijn vervangen door onzichtbare, digitale echtheidskenmerken.

Werkgevers Als werkgever is het van belang dat de medewerker vooraf goed wordt geïnformeerd als de werkgever de VOG digitaal van de medewerker wil ontvangen. De medewerker beslist altijd zelf over de keuze hoe hij de VOG wenst te ontvangen: op papier of digitaal. Bovendien is het belangrijk dat de medewerker weet dat een digitale VOG alleen ontvangen kan worden als de medewerker de Berichtenbox heeft geactiveerd. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om VOG’s te controleren op juistheid en echtheid. Na ontvangst van de digitale VOG voert men een tweeledige controle uit. Eerst moet worden vastgesteld of de inhoud van de VOG klopt: controleer het opgegeven screeningsprofiel. Daarna controleert men of de VOG echt is via de validatievoorziening van de Justitiële Informatiedienst: https://www.validatie.nl. Deze validatievoorziening is een veilige online tool van de overheid, waarmee de betrouwbaarheid van een digitaal document kan worden vastgesteld. Om fraude te voorkomen is het noodzakelijk dat men deze tool gebruikt om de authenticiteit van elke ontvangen digitale VOG vast te stellen.

Planning De mogelijkheid om de VOG digitaal te ontvangen wordt van maart tot en met mei 2024 in fases uitgeroldom er zeker van te zijn dat de systemen goed blijven werken. Dit betekent dat niet iedereen direct vanaf de introductie gebruik kan maken van een digitale VOG. Uitrol vindt plaats op basis van het KvK-nummer.

Fase

Start fase

Fase 1: KvK-nummer start met 4, 8, 9

20-3-2024

9-4-2024

Fase 2: KvK-nummer start met 0, 1, 5

10-4-2024

23-4-2024

Fase 3: KvK-nummer start met 2 ,7

24-4-2024

7-5-2024

Fase 4: KvK-nummer start met 3, 6

8-5-2024

21-5-2024

Bron: Justis.nl.

Geen dwaling als risico van faillissement niet is overwogen
Gepubliceerd op: Tuesday April 16, 2024

Kan men met een beroep op dwaling het nadeel van het terugnemen van de bedrijfsopvolgingsregeling bij faillissement van de overgedragen onderneming voorkomen? Niet als het risico van faillissement niet is overwogen op het moment van schenking, aldus Rechtbank Zeeland-West-Brabant.


Op 29 september 2014 krijgen drie kinderen 25 certificaten van aandelen in een bv geschonken van hun ouders. De certificaten hebben bij de ouders tot een aanmerkelijk belang (ab) behoord. De begunstigden passen in hun aangiftes schenkbelasting met betrekking tot deze schenking van certificaten de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) toe. Een zoon van de schenkers heeft dankzij de BOR recht op een voorwaardelijke vrijstelling van € 444.790. In 2017 overlijdt de vader van deze man en de bv gaat failliet. De kinderen van de erflater en hun moeder, die mede handelt als executeur-testamentair, ondertekenen een overeenkomst. Hierin stellen zij dat zij bij de schenking van de certificaten het voornemen hadden om de desbetreffende onderneming minstens vijf jaren voort te zetten. Maar zij waren zich niet bewust van het risico van een voortijdig faillissement. Daarom willen zij met een beroep op dwaling de geschonken certificaten gratis terug leveren aan hun moeder.

Vervallen BOR bij faillissement mag niet zijn verwacht De Belastingdienst verwerpt dit beroep op dwaling en neemt daarom de toepassing van de BOR terug. Volgens de rechtbank is dat terecht. Om met succes een beroep op dwaling te kunnen doen, moeten zowel de ouders als de kinderen op het moment van de schenking van de certificaten in een bepaalde veronderstelling hebben verkeerd. Namelijk dat een faillissement van de bv binnen vijf jaar na de schenking niet zou leiden tot het vervallen van de BOR. Maar daarvoor is vereist dat de ouders en de kinderen toen al rekening hielden met een voortijdig faillissement van de bv. In deze zaak was dat niet het geval. Hun adviseur heeft verklaard pas in 2016 bekend te zijn met een reëel risico van faillissement. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarde voor een beroep op dwaling.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 03-04-2024 (gepubl. 09-04-2024).

Beperkt overgangsrecht volstaat voor inkorting 30%-regeling
Gepubliceerd op: Monday April 15, 2024

Rechtbank Noord-Holland staat een inkorting van de maximale looptijd van een beschikking 30%-regeling toe als dat het gevolg is van gewijzigde wetgeving.


Een man krijgt voor zijn tewerkstelling in Nederland op 25 april 2016 een beschikking voor de toepassing van de 30%-regeling. Deze 30%-beschikking vermeldt een looptijd te hebben van 1 april 2016 tot en met 31 maart 2024. Maar de beschikking bevat ook een voorbehoud van wijziging in wet- en regelgeving. Inderdaad vindt per 1 januari 2019 zo’n wijziging plaats doordat de maximale looptijd van de 30%-regeling wordt verkort van acht naar vijf jaar. Daarbij is sprake van slechts beperkt overgangsrecht. Voor de man betekent dit dat zijn werkgever tot en met 31 maart 2021 de 30%-regeling toepast. De man stelt dat de beperkte werking van het overgangsrecht een inbreuk vormt op het non-discriminatiebeginsel en het eigendomsrecht. Ook zou de vroegtijdige beëindiging van de 30%-regeling een individuele en buitensporig zware last voor de man vormen.

Wetgever koos bewust voor beperkt overgangsrecht De rechtbank merkt op dat de belastingrechter wetten in formele zin niet mag toetsen aan algemene rechtsbeginselen. Wil de belastingrechter een wettelijke bepaling buiten toepassing laten, dan moeten bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Het moet dan gaan om omstandigheden die de wetgever onvoldoende in zijn overweging heeft betrokken. Daardoor zou toepassing van de wettelijke bepaling in strijd komen met algemene rechtsbeginselen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt echter dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een beperkt overgangsrecht. Bovendien heeft de verkorting van de maximale looptijd van de 30%-regeling geen materieel terugwerkende kracht. Verder is een wetswijziging in zijn algemeen een geldige reden om de looptijd van een beschikking in te korten. Het is daardoor eerder zo dat oude en nieuwe situaties gelijk in plaats van ongelijk worden behandeld. De rechtbank ziet evenmin in waarom de versobering van de 30%-regeling de man harder raakt dan andere belastingplichtigen. Daarom is zijn beroep ongegrond.

Bron: Rb. Noord-Holland 08-03-2024 (gepubl. 05-04-2024).

Verzuimboete voor bereidwillige ondernemer niet gepast
Gepubliceerd op: Thursday April 11, 2024

Rechtbank Noord-Holland vindt het opleggen van een betaalverzuimboete niet passend als de belastingplichtige al duidelijk bereid is om haar fiscale verplichtingen te voldoen.


Een accountantskantoor dient namens een bv een aangifte omzetbelasting in over het tweede kwartaal 2022. De bv moet volgens deze aangifte € 138.880 aan omzetbelasting betalen. Zij voldoet echter slechts € 1.752. Voor het resterende bedrag krijgt zij een naheffingsaanslag omzetbelasting en een betaalverzuimboete van 3% opgelegd. Vervolgens gaat de bv in bezwaar en beroep tegen de verzuimboete. Zij stelt dat ze van het accountantskantoor een onjuiste versie van de btw-aangifte heeft ontvangen. In deze onjuiste versie stond een te betalen bedrag aan omzetbelasting van € 1.752 vermeld. Deze omstandigheid is voortgekomen uit een softwarefout. Zodra deze fout is ontdekt, hebben de bv en haar accountant direct maatregelen getroffen om te voorkomen dat deze situatie zich nogmaals kan voordoen. Verder wijst de bv erop dat zij al tientallen jaren tijdig haar verschuldigde omzetbelasting heeft betaald. Daarnaast neemt zij deel aan horizontaal toezicht.

Slechts beperkt verwijtbaar verzuim De rechtbank oordeelt dat inspecteur zijn afwijzing van het bezwaarschrift onvoldoende heeft gemotiveerd. Wel concludeert de rechtbank dat de fout in het softwaresysteem van de accountant voor rekening van de bv komt. Er is dus geen sprake van afwezigheid van alle schuld. In beginsel is de betaalverzuimboete daarom terecht opgelegd. Maar de rechtbank stelt ook dat de bv slechts een beperkt verwijt valt te maken. Door complicatie in de zwangerschap van zijn dochter en een brand in het bedrijfspand was het begrijpelijk dat de bestuurder van de bv de onjuiste versie van de aangifte niet als zodanig had herkend.

Verzuimboete moet correct gedrag stimuleren Bovendien redeneert de rechtbank dat het opleggen van een verzuimboete is bedoeld om ondernemers te prikkelen om regelconform gedrag te vertonen. Maar de bv is al volledig bereid om te voldoen aan haar fiscale verplichtingen. Dit blijkt uit haar betalingsverleden, haar maatregelen om herhaling van de fout te voorkomen en haar deelname aan het horizontaal toezicht. Onder zulke omstandigheden schiet het opleggen van een verzuimboete het beoogde doel ver voorbij. Daarom vermindert de rechtbank de betaalverzuimboete tot nihil.

Bron: Rb. Noord-Holland 05-03-2024 (gepubl. 05-04-2024).

Aantal MKB-bedrijven in tien jaar fors gegroeid
Gepubliceerd op: Thursday April 11, 2024

Begin 2024 zijn er in Nederland 1,5 miljoen MKB-bedrijven. Zo’n 69% meer als tien jaar geleden. De groeit van het aantal MKB-bedrijven komt vooral door de toename van het aantal zzp’ers.


Het MKB bestaat uit 1,25 miljoen zzp’ers, 258.000 microbedrijven (2 tot 10 werkzame personen) en bijna 55.000 klein- en middenbedrijven (10 tot 250 werkzame personen). In de horeca nam het aantal klein- en middenbedrijven sterker toe dan het aantal zzp’ers en microbedrijven, met name binnen de restaurants en andere eetgelegenheden. Ook binnen de informatie en communicatie nam het aantal klein- en middenbedrijven relatief toe, met name in de IT-dienstverlening. Door een toename bij de architecten- en ingenieursbureaus en de arbeidsbemiddeling is de zakelijke dienstverlening gegroeid.

Veel zzp’ers Het aantal MKB-bedrijven in de bedrijfstak vervoer en opslag is in tien jaar tijd bijna verdubbeld naar ruim 66.000, met name door de groei van het aantal zzp’ers en microbedrijven in deze bedrijfstak. Zo is het aantal zzp’ers in de bedrijfstakken taxivervoer en goederenwegvervoer (onder andere bezorgdiensten) meer dan verdrievoudigd. In de bouwnijverheid is het aantal zzp’ers meer dan verdubbeld naar ruim 231.000 in de afgelopen tien jaar. Binnen de nijverheid (geen bouw) en energie is het aantal energiebedrijven meer dan verdrievoudigd, naar bijna 3.000.

Toename bedrijven Grootste groeier in de afgelopen tien jaar zijn de uitgeverijen van software. Begin 2024 waren er 305 MKB-bedrijven op dat gebied, ruim zes keer zoveel als in 2014. Het aantal particuliere beveiligingsdiensten (12.000) is meer dan vervijfvoudigd sinds 2014. Dat geldt ook voor het aantal MKB-bedrijven in de callcenters, buizen- en kabelleggers, en de drankenindustrie (vooral bierbrouwerijen). Het aantal webwinkels is in de afgelopen tien jaar ruim verdrievoudigd naar iets meer dan 101.000.

Afname bedrijven Vergeleken met 2014 is de grootste afname bij draadgebonden telecommunicatie (-35%), tankstations (-28%) en drukkerijen (-21%). Ook het aantal cafés is in deze periode met 20% gedaald naar iets meer dan 8.000.

Bron: CBS 10-04-2024

Ondernemer moet privé-agenda’s met zakelijke afspraken bewaren
Gepubliceerd op: Wednesday April 10, 2024

Als een ondernemer zakelijke afspraken noteert in zijn privé-agenda, is zo’n agenda een onderdeel van zijn administratie dat onder de wettelijke bewaarplicht valt.


Een man drijft een belastingadvieskantoor in de vorm van een eenmanszaak. Tijdens een bij hem ingesteld boekenonderzoek verklaart hij zakelijke aangelegenheden in zijn privéagenda te hebben genoteerd. De inspecteur verzoekt de ondernemer daarom zijn privéagenda’s over 2012 tot en met 2015 over te leggen dan wel ter inzage te verstrekken. De man heeft hieraan niet voldaan. Hij verklaart niet meer te beschikken over deze privé-agenda’s. Vervolgens heeft de inspecteur een informatiebeschikking gegeven. Volgens Hof Den Bosch is dat terecht. Daarop gaat de belastingadviseur in cassatie.

Ondernemer had privé-agenda’s kunnen bewaren De Hoge Raad gaat ervan uit dat de ondernemer inderdaad niet meer over de privéagenda’s beschikt. Maar net zoals het hof meent de Hoge Raad dat de privéagenda’s gegevensdragers zijn die behoren tot de administratie van de belastingadviseur. Op grond van de wettelijke bewaarplicht had de ondernemer die agenda’s daarom zeven jaar moeten bewaren. Verder volgt uit het dossier dat de man niet in reactie op het verzoek van de inspecteur heeft aangevoerd dat hij als gevolg van overmacht niet meer beschikt over de privéagenda’s. Een en ander brengt mee dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven. Daaraan doet niet af dat de belastingadviseur niet meer beschikt over de agenda’s. De Hoge Raad verklaart daarom zijn cassatieberoep ongegrond.

Bron: Hoge Raad 05-04-2024, Hof Den Bosch 12-01-2022 (gepubl. 20-01-2022).

Eerste Kamer tegen extra verhoging minimumloon
Gepubliceerd op: Wednesday April 10, 2024

De extra verhoging van het minimumloon met 1,2% gaat niet door. BBB, die in de Tweede Kamer tegenstemde, zal ook in de senaat tegenstemmen, vertelt BBB-senator Eugene Heijnen tegen de NOS. Ook VVD, CDA, JA21, SGP en FvD stemden in de Tweede Kamer al tegen. Samen hebben deze partijen 39 van 75 zetels in de Eerste Kamer.


De extra verhoging van het minimumloon had niet alleen bedrijven en andere werkgevers meer geld gekost. Ook de overheid was duurder uit geweest omdat de uitkeringen en de AOW meestijgen. Van de € 857 miljoen per jaar zou € 517 miljoen naar de verhoging van de AOW gaan. Ook dat is voor BBB een reden om tegen te stemmen, zegt Heijnen.

Vakbond FNV vindt het schandalig dat de BBB in de Eerste Kamer de extra verhoging van het minimumloon tegenhoudt. ‘De beloftes van meer bestaanszekerheid zoals die gedaan werden tijdens de verkiezingscampagne, blijken al bij de eerste de beste gelegenheid niets meer waard’, zegt de vicevoorzitter van de grootste vakbond, Zakaria Boufangacha.

Bron: NOS 09-04-2024.

Hof beperkt grondslag excessieve vertrekvergoeding
Gepubliceerd op: Tuesday April 09, 2024

Hof Den Bosch oordeelt dat vrije vergoedingen en verstrekkingen van de werkkostenregeling niet tot het loonbegrip voor de excessieve vertrekvergoeding behoren.


Een lid van de Raad van Bestuur van een onderneming is een vanuit het buitenland geworven werknemer. Hiervoor past de werkgever de eindheffing vanwege de 30%-regeling toe. Per 25 april 2018 is deze werknemer ontslagen. De werkgever past voor deze werknemer de regeling voor excessieve vertrekvergoeding toe. Naar aanleiding hiervan legt de Belastingdienst een naheffingsaanslag loonheffingen op. Bij Hof Den Bosch is de hoogte van de naheffingsaanslag in geschil. De werkgever past voor diverse gerichte vrijstellingen eindheffing toe, onder meer vanwege de 30%-regeling. Meer specifiek is daarom in geschil of het bedrag van de toegepaste gerichte vrijstellingen behoren tot het toetsloon voor de excessieve vertrekvergoeding.

Oordeel hof De werkkostenregeling is ingevoerd als vereenvoudiging. Als vrije vergoedingen en verstrekkingen tot het loonbegrip gaan behoren in het kader van de excessieve vertrekregeling, is dat in strijd met het doel van vereenvoudiging. Voorts is relevant dat bij invoering van de pseudo-eindheffing over de vertrekvergoeding de destijds geldende vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen niet tot het loonbegrip behoorden voor de excessieve vertrekvergoeding. Als deze wel tot voornoemd loonbegrip hadden moeten behoren, had het voor de hand gelegen dat de wetgever dit zou hebben geregeld. Voor aandelenopties is dit bijvoorbeeld wel expliciet geregeld. Het hof is het daarom met de werknemer eens dat moet worden uitgegaan van een wetshistorische en wetssystematische uitleg van het loonbegrip. Hieruit volgt dat vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen niet tot het loonbegrip voor de excessieve vertrekvergoeding behoren.

Bron: Hof Den Bosch 21-02-2024 (gepubl. 04-04-2024).

Kosten overwerk WW-premie omlaag bij vaste contracten
Gepubliceerd op: Tuesday April 09, 2024

De kosten van overwerk in de WW-premie gaan per 1 januari 2025 omlaag bij grote vaste contracten. De ministerraad heeft ingestemd met dit voorstel van minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De maatregel draagt bij aan interne wendbaarheid van en is een lastenverlaging voor bedrijven.


Het kabinet heeft vorig jaar met de werkgevers- en werknemersorganisaties afspraken gemaakt die zorgen voor meer zekerheid voor werknemers en meer wendbaarheid voor bedrijven. Een van de afspraken uit dit arbeidsmarktpakket is een verruiming voor overwerk in premiedifferentiatie in de WW.

De premiedifferentiatie in de WW houdt in dat werkgevers een lagere premie afdragen voor vaste contracten en een hogere WW-premie voor flexibele contracten. Om werkgevers flexibiliteit te bieden, mag een werknemer 30% overwerken naast de uren van het vaste contract. Als er naast het vaste aantal uren gemiddeld meer dan 30% extra wordt overgewerkt gaat voor dat hele jaar met terugwerkende kracht het hoge WW-tarief gelden.

De grotere arbeidscontracten waarbij een werknemer gemiddeld 35 uur of meer per week werkt zijn van deze regel uitgezonderd. Deze uitzondering wordt nu verruimd naar contracten met gemiddeld 30 uur per week. Hiermee wordt de interne wendbaarheid van bedrijven vergroot terwijl werknemers de zekerheid van hun contract houden. De wijziging wordt geraamd op een lastenverlichting voor werkgevers van € 15,5 miljoen.

Bron: Min. SZW, 05-04-2024.

Geen verklaring voor onterecht niet verkregen ontslagvergoedingen
Gepubliceerd op: Tuesday April 09, 2024

Een verklaring waarom de transitievergoeding niet altijd wordt uitbetaald, is nog niet te geven. Minister Van Gennip geeft antwoord op vragen over het bericht ‘Jaarlijks hebben duizenden flexwerkers recht op ontslagvergoeding, maar ze krijgen die haast nooit’.


De minister vindt het een slechte zaak dat er uitzendkrachten zijn die hun transitievergoeding niet betaald hebben gekregen. Werknemers horen gewoon te krijgen waar zij recht op hebben, dus ook een transitievergoeding als hun dienstverband beëindigd wordt of niet verlengd wordt. Een verklaring waarom de transitievergoeding niet altijd wordt uitbetaald, is nog niet te geven. De Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) wordt in 2025 geëvalueerd. De evaluatie zal zich onder meer richting op de vraag hoe de transitievergoeding in de praktijk uitpakt.

Transitievergoeding opeisen Een minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan zich niet in individuele zaken mengen. Het is aan de werknemer om de transitievergoeding op te eisen als de werkgever niet overgaat tot uitbetaling daarvan. Als de werkgever de transitievergoeding niet betaalt, moet de werknemer binnen drie maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst die opeisen. Dit is de zogenaamde vervaltermijn. De werknemer kan eerst verzoeken om tot uitbetaling over te gaan. Doet hij dit niet, dan moet de werknemer binnen drie maanden na de einddatum van de arbeidsovereenkomst een verzoekschrift indienen bij de kantonrechter om de transitievergoeding op te eisen. Er is gekozen voor de vervaltermijn van drie maanden om de periode van onzekerheid over het einde van de arbeidsovereenkomst en de gevolgen daarvan voor de werkgever en werknemer zo kort mogelijk te houden. In uitzonderlijke gevallen biedt een beroep op redelijkheid een billijkheid een opening voor een langere vervaltermijn. De minister vindt het belangrijk om de evaluatie van de WAB te doen om inzicht te krijgen in de werking van het huidige stelsel. Op basis van onder meer de uitkomsten van de WAB-evaluatie, zal de afweging worden gemaakt of er aanleiding is voor een wetswijziging op dit punt.

Bron: Min. SZW 03-04-2024.

 

Financieel Administratieve Dienstverlening Op Maat